Boven de voordeur van het studentenhuis aan Rapenburg 110 hangt nog altijd haar portret. En ook in de rest van het huis zijn haar sporen niet uitgewist. Rie Schild, voormalig ‘hospita’ van Minervahuis Rapenburg 110, overleed twee jaar geleden. Maar in de kamer waar de bewoners elke ochtend koffie drinken, verplaatst van de zolder naar de eerste verdieping omdat Rie de laatste jaren moeite had met de trappen, is ze nog steeds alom vertegenwoordigd.
De studenten schenken koffie in mokken met haar beeltenis erop en achter het koffiezetapparaat hebben ze een ‘Rie-wandje’ gemaakt. Zij is de identiteit van het huis, volgens de jongens van het Rapenburg. Nieuwe huisgenoten worden gevoerd met verhalen en herinneringen zodat ze niet wordt vergeten.
In 1947 begon Maria Schild-de Groen, of Rie zoals ze werd genoemd, met haar werk op Rapenburg 110 als huishoudster, toen er nog twee studenten woonden. Later werd het een Minervahuis met tien man. Voor alle generaties studenten die er hebben gewoond, was zij veel meer dan een schoonmaakster.
‘Ze was onze hospita, behalve dat ze er niet woonde’, zegt Yoram Kannangara (alumnus en oud-bewoner van Rapenburg 110). Hij heeft haar van 2010 tot 2015 meegemaakt. ‘Ze had een bepaalde mate van autoriteit, zorgde dat iedereen goed studeerde en schoonmaakte.’
Tot haar 89e levensjaar kwam ze vijf dagen per week om negen uur ‘s ochtends op de fiets naar het Rapenburg, vanuit haar eigen huis in Oegstgeest. De bijnaam van het huis is ’t Heerenhoeckje, en dat was ook het doel van Rie: de jongens opvoeden tot nette heren.
Vond ze ’s ochtends bij haar ronde door het huis een onbekende vrouwelijke logé in iemands bed, dan joeg ze die weg met een plens ammonia. ‘Moeten ze zich maar niet zo schandalig gedragen’, zei ze in 2012 in Mare. ‘Voor tienen geen meisjes binnen. Daar krijgt het huis zo’n naam van.’
Tenzij het een serieuze, langdurige relatie was. Dan moest een meisje zich wel eerst netjes komen voorstellen aan Rie, waarna ze aan een vragenvuur onderworpen werd. ‘Na 70 jaar is haar percolator nu onbemand, en hebben die vieze wijven helaas vrijspel’, was dan ook de slagzin van Rapenburg 110 in de Minerva-almanak van vorig jaar.
De percolator, die was typerend voor Rie, vertelt Kannangara. Als het apparaat was uitgedruppeld om half tien, haalde ze iedereen uit hun kamer. Zij zat dan op haar eigen stoel in de hoek van de kamer en schonk voor iedereen een kopje in. De stoel staat er nog steeds, net als de percolator.
Rie wist precies hoe iedereen zijn koffie dronk. De huisgenoot die het niet lustte, kreeg toch een paar druppels: geen koffie drinken was uitgesloten. ‘En als Rie iets zei, dan accepteerde je dat’, zegt Kannangara.
Dat half uurtje, van half tien tot tien, was heilig. De deur werd niet opengedaan en de huistelefoon niet beantwoord. Dat is nog steeds zo, zeggen bedrijfskundestudenten Jasper Kras (24) en Steijn Tulp (22), huidige bewoners van Rapenburg 110. Zij hebben haar laatste levensjaar nog net meegemaakt.
‘In het laatste half jaar kwam ze nog maar één keer in de twee weken ongeveer’, zegt Kras. ‘Ze kwam ook allang niet meer om schoon te maken, echt alleen om koffie te drinken.’
‘Behalve de keuken’, voegt Tulp toe. ‘Die keuken wilde ze nog per se schoonmaken, want dat was haar domein. Niemand kon dat zo goed als zij, vond ze.’ Kras: ‘Daarna kon je er amper meer naar binnen, omdat er een enorme ammoniakwalm hing.’
Tulp weet nog precies hoe het ging, de dag dat ze op 94-jarige leeftijd overleed, iets meer dan twee jaar geleden. ‘Ik was als enige thuis’, vertelt hij. ‘Een oudhuisgenoot belde om het te vertellen, daarna ging het nieuws snel rond. De rest van de dag heb ik naast de huistelefoon gezeten. Die ging continu over. Iedereen wilde weten of het echt waar was.’
Op haar begrafenis waren meer dan honderd oud-bewoners. ‘Het was zomervakantie, dus veel oud-huisgenoten waren met hun gezin weg’, zegt Tulp. ‘Die boekten direct een ticket om op tijd terug te zijn voor haar begrafenis.’
Voor veel mensen was ze als een tweede moeder, die trouwens ook goed streng kon zijn.
‘Eén huisgenoot was een paar keer ergens anders gaan logeren en dus niet thuis bij de koffie ’s ochtends’, herinnert Kannangara zich. ‘Samen met Rie pakten we hem terug: we zetten zijn bed op de parkeerplaats voor het huis. “Hij slaapt toch zo graag buiten de deur?”, zei ze dan.’
Had iemand zijn tentamen niet gehaald, dan zorgde ze wel dat hij ging studeren. En deed iemand echt helemaal niks, dan belde ze naar de ouders.
Zelf was Rie ongeschoold, maar volgens Kannangara was daar niks van te merken. Integendeel: ‘Als ze twee minuten met iemand had gepraat, wist ze precies wat voor persoon het was en wat er van hem ging worden. En ze had altijd gelijk. Als ik nu kijk naar wat iedereen doet, zat ze er zelden naast.’
Nog steeds, op bepaalde momenten, schiet het door zijn hoofd: daar had Rie wat van gevonden. Als iemand hem bij een ontmoeting geen hand geeft, bijvoorbeeld. Of toen hij onlangs bij iemand ging eten. Kannangara had een kleinigheidje meegenomen. Een andere genodigde kwam te laat en met lege handen aan.
De heren van Rie, die weten wel beter dan dat.
Rie Schild heeft haar hele leven hard gewerkt en stond erom bekend dat ze zuinig leefde. Het geld dat ze naliet, wilde ze graag aan de wetenschap schenken. Op 1 november is er een feestelijke bijeenkomst voor de oprichting van het Schild-de Groenfonds.
Dat had nogal wat voeten in de aarde. Rie had weliswaar in haar testament geschreven dat ze haar geld wilde nalaten aan kankeronderzoek, maar het document was niet ondertekend. Na twee jaar is het een aantal oud-bewoners nu toch gelukt.
Het fonds wil wetenschappelijk onderzoek ter preventie en behandeling van kanker ondersteunen en keert elk jaar een projectsubsidie van 22.250 uit aan een jonge wetenschapper. Daarnaast zijn er drie prijzen voor studenten die een publicatie of scriptie schreven over kankeronderzoek.
Het Schild- de Groenfonds is een zogeheten Fonds op Naam van het Leids UniversiteitsFonds. Aanvragen van de subsidie of nomineren voor de prijzen kan via die organisatie.
De hospita was niet onder de indruk van dubbele achternamen en autoriteit. ‘Zelf ben ik nog bijna naar het afstudeerfeest van prins Willem-Alexander geweest, die hier regelmatig over de vloer kwam’, blikte Rie Schild terug in Mare (in 2012). De tien bewoners van Rap110 hadden elf man voor het feest aangemeld, maar bij de deur werd Rie geweigerd. ‘Ik was namelijk geen “man”. Ik heb de prins nog wel de hand geschud en gezegd dat ik hem eigenlijk maar een klootzak vond. Hij stamelde dat hij er niks aan kon doen, dat alles vast lag voor hem. Hij had niks te zeggen.’