Vrijdag
Mijn stage als redacteur bij de Nationale Opera en Ballet voer ik elke dag uit vanuit huis, van 9 tot 17. Ik heb soms Teams aan met een vriend of vriendin, zodat we toch nog wat kunnen praten en elkaar aan het werk houden. Ik heb al weken last van mijn schouder door het thuiswerken met suboptimale Ikea-middelen, maar de ruimte van een studentenkamer is beperkt, dus de huidige setting is waar ik het mee moet doen.
Bijna recht achter mij is mijn bed, dat kost ongeveer twee tot drie stappen, met een stap of vijf ben ik bij de deur naar de gang.
Zolang ik bezig ben, gaat het prima. Als er wat te doen is op stage, als ik met mensen bel, als ik de rust in mezelf kan vinden om te lezen of te tekenen of iets dergelijks. Maar zo gauw de stilte valt, is het snel uit met de pret. Als het gesprek over is, de telefoon uit of mijn concentratie op, dan voel ik me eenzamer dan ooit.
De afgelopen twee semesters zijn volledig online geweest en ik heb de universiteit vrijwel niet gezien. Nu is college online het ergste niet. De vanzelfsprekendheid waarmee ik iedereen dagelijks zag, heb ik voor lief genomen. Het is als wanneer je verkouden bent en je neus potdicht zit. Je waardeert pas hoe heerlijk en fantastisch het is om door je neus te ademen, als het opeens niet meer lukt.
Vanavond maak ik deeg voor brood, zoals iedereen dat ondertussen al eens gedaan heeft. Morgenochtend doe ik het in de oven.
Zaterdag
Ik merk dat de lockdowns me onzeker hebben gemaakt. Ik maakte me nooit zo druk over de status van mijn vriendschappen, naar mijn idee zat dat altijd wel goed en ik dacht daar ook zelden echt over na.
Nu voelt het alsof ik alles veel actiever moet onderhouden, ik ben bang dat mensen me vergeten, ik ben bang dat mensen me hierna helemaal niet meer willen zien en dit als goede manier zien om alles te laten verwateren, ik voel me irritant en vermoeiend en overbodig.
Sinds begin van het studiejaar slik met enige regelmaat pillen om mijn slaap te bevorderen: melatonine, Valdispert en alles wat de drogist me verder te bieden heeft. Ik doe mijn best het op tijd in te nemen en niet te veel te gebruiken, alles om te zorgen dat ik gewoon in slaap kan komen.
Ik probeer overdag ook af en toe wat te sporten of te wandelen als het weer meezit en als de tijd het toelaat, maar toch ben ik ’s avonds lastig moe te krijgen. Er gebeurt niks om echt moe van te worden, iedere dag is hetzelfde.
Mijn brood is overigens mislukt, tenzij ik van plan was iemands hoofd ermee in te gooien, dan is het een erg geslaagd brood.
Zondag
Ik vroeg mensen een tijdje terug op Twitter wat hielp tegen de eenzaamheid in deze periode en merk steeds als ik de reacties teruglees dat iedereen hier last van heeft en dat iedereen soortgelijke pogingen doet de pijn te verzachten.
Wandelen, lezen, nieuwe hobby’s zoeken, videobellen, wiet, sporten, niet te veel online zijn, samen online eten en online spelletjes doen met vrienden. Het voelt alsof iedereen ook alles al heeft geprobeerd, alsof iedereen aan het eind van zijn Latijn is. Alle mogelijkheden zijn doekjes voor het bloeden – zo gauw je iets weglegt of de focus verliest, voel je je onontkoombaar rot.
Vandaag heb ik mensen in Het Echt gezien! Het hoogtepunt van mijn week. Alles op afstand, elkaar even vasthouden gaat hem niet worden, maar het spreken van mensen zonder dat er een scherm tussen zit, voelt alsof ik naar de spa ben geweest elke dag voor drie weken. Ik voel me fitter en blijer en energieker, ik heb meer zin om actief te bestaan.
Het leven voelt als een wachtkamer, al een jaar, maar tijdens en tot een paar uur na het zien en spreken van mijn vrienden voel ik me als nieuw.
Maandag
Van alle kanten krijg ik te horen dat het niet goed gaat met mensen. Ik zit in een grote groepsapp met vrienden en eens in de zoveel tijd begint iemand een serieus gesprek over hoe ze zich voelen, dat ze geen zin meer hebben in lockdowns en regels en het uitzichtloze niks waarvan we pessimistisch voorspellen dat het zich zal uitstrekken tot aan het einde van dit jaar.
Voor ons gevoel hebben we aan dit jaar, net als aan vorig jaar, uiteindelijk niks. Het voelt allemaal als weggegooide tijd, alles gaat moeizaam en we zijn allemaal moe. Mijn vrienden voelen zich eenzaam, vervelen zich, hebben geen motivatie of overwerken zich juist, of voelen zich ronduit lamlendig waardoor alles zes keer zo zwaar aanvoelt.
Ik heb vrienden die zich totaal isoleren, die alleen naar buiten gaan als het moet voor boodschappen of werk en verder niemand zien of spreken, vrienden met geldzorgen omdat ze weinig tot niet meer kunnen werken, en vrienden die het hele plezier in hun studie totaal kwijt zijn.
Dinsdag
De hoeveelheid potentiële hobby’s die ik heb opgepakt en weer heb weggelegd is bijna weerzinwekkend. Ik ben begonnen aan borduren en schilderen en er weer mee gestopt, ik heb even geoefend met gitaar spelen en heb dat met hetzelfde enthousiasme als ik ermee begon weer opgegeven.
Animal Crossing vind ik ondertussen ook al niet meer interessant en alle dieren op mijn eiland maken zich na weken van mijn afwezigheid vast ook al geen zorgen meer. Ik heb nu klei gekocht en ik heb daar wat mee geboetseerd. Het was best leuk, maar dat vond ik met alles. Het is een mysterie hoe lang ik dit nog leuk ga vinden, maar dat het niet voor eeuwig is, dat is redelijk zeker.
Lezen, een van mijn trouwste hobby’s, doe ik een stuk minder vlot. Ook heb ik het druk met het onderhouden van mijn Duolingo streak. Ik begon met Latijn en heb daar nu Fins aan toegevoegd, voor de variatie.
Het is een rustige dag op stage. Ik heb veel vergaderingen, maar qua werk valt het vandaag mee. Ik app mijn vrienden hoe het met ze gaat en of het allemaal lukt, wat ze vanavond gaan eten en dat ze altijd kunnen bellen als ze dat nodig hebben. Ik maak me veel zorgen om ze, maar ik wil ze ook niet te veel lastigvallen met mijn gezemel.
Woensdag
Het gebrek aan afleiding en verplichtingen buitenshuis maakt het moeilijk om jezelf echt fatsoenlijk bij elkaar te rapen en dingen van je af te zetten. Elke dag in hetzelfde hoekje van mijn kamer met dezelfde bezigheden en dezelfde gedachten en dezelfde pyjamabroek waarvan ik steeds minder het nut inzie om die te vervangen door een spijkerbroek als ik moet werken, maken dat mijn gedachtegang ook in herhaling valt.
Ik heb de afgelopen maanden wel geleerd mezelf wat vaker een pauze te gunnen. Als iets je breinrot geeft, is het wel de hele dag in je eentje achter je laptop zitten. Een halfuur mag ik van mezelf wandelen en tussendoor loop ik soms een rondje door het huis, kijk ik door het andere raam naar buiten in plaats van door het raam naast mijn bureau. Als ik mijn huisgenoot tegenkom tijdens mijn woonkamertour, lul ik daar wat tegenaan.
Ik neem de tijd voor lunch en probeer dat zoveel mogelijk weg van mijn laptop te doen. Ik probeer ook afstand te houden van mijn telefoon, van social media, maar dat valt me zwaar. Ik weet dat het me goed zou doen, maar tegelijkertijd is online nu de enige plek waar ik nu kan praten met mensen en als ik ergens 24/7 behoefte aan heb, is dat het wel.
Donderdag
Vandaag is wel prima. Ik heb niet verkeerd geslapen. Ik heb gisteren een boek, Het perenlied van Joost Oomen (voelt als een koortsdroom, wel gelachen) uitgelezen, dus vandaag kan ik me de hele dag druk maken over wat het volgende boek wordt.
Wat het moeilijk maakt om de coronatijden door te komen, is het gemis van alles wat vanzelfsprekend was, met name de sociale interacties. Elke dag zag ik vrienden, wekelijks zat er wel een borrel of twee in, maar ook het samen studeren of gewoon even zwaaien op de gang als je elkaars pad kruist onderweg naar college – het is allemaal weg, en we missen het allemaal op een andere manier.
Het is niet alsof ik mijn dagen niet doorkom en alsof ik me aan een stuk door verschrikkelijk voel, maar het voelt als zwemmen met winterkleren aan.
Anne Kamsteeg is student geschiedenis