Promotieplaatsen brengen het tuttigste in de mens naar boven. Toen minister Bussemaker vorige week aankondigde dat universiteiten mochten gaan experimenteren met studiebeurzen voor promovendi in plaats van salarissen, reageerden de georganiseerde promovendi zoals ze dat altijd doen: benepen. Het ging alleen maar om rechtsposities.
Het Promovendi Netwerk Nederland vreesde volgens Mare dat “talent eerder zal kiezen voor een toekomst met arbeidsvoorwaarden”. Ook de Leidse promovendus Chris Smiet kon alleen maar praten over die ‘arbeidsvoorwaarden’, en in een aantal discussies die ik de afgelopen dagen had, werden door jonge mensen die fris hadden moeten zijn vooral pensioenrechten om mijn oren geslagen.
Die weerstand lijkt mij juist een groot voordeel van het nieuwe voorstel. Zelfverklaard ‘talent’ van 23 lentes oud dat liever bij een bank pensioenrechten gaat opbouwen dan de wereld te ontdekken of de grote problemen van de mensheid te helpen oplossen, zo iemand moet dan ook maar zo snel mogelijk ophoepelen, en ergens anders fijn zijn enorme ‘talent’ gaan vieren met een lease-auto en garanties voor de oude dag.
Alsof het niet alleen maar fijn is om student te zijn. Het feit dat een promovendus als student minder kost, zelfs als hij evenveel geld krijgt, betekent dat er veel meer mensen de kans kan worden geboden een aantal jaren het mooiste te doen wat er is: zich in volkomen vrijheid wijden aan het najagen van nieuwsgierigheid. Er moet denk ik wel het een en ander verbeteren, maar dat gaat allemaal over de positie van de promovendus als student. Ze zouden – in ieder geval in de vakgebieden die ik kan overzien – meer de kans moeten krijgen om hun eigen onderwerpen te kiezen in plaats van braaf iemand anders zijn project uit te voeren. Ze zouden de kans moeten krijgen om van begeleider te wisselen.
Nee, wanneer je van het promoveren écht een tijdelijke baan zou maken, dan zou het pas echt afzichtelijk worden voor iedereen met een hart in zijn lijf in plaats van het diepe verlangen naar een maatschappelijke positie : vier jaar door je baas voorgeschreven werk uitvoeren zonder dat die baas zich verder om je toekomst bekommert – want dat doen bazen nu eenmaal niet bij tijdelijke werkkrachten –, al geeft die baas je ook vakantiegeld, het recht om een cursus persoonlijke ontwikkeling te doen, en een vrije middag wanneer je oma overlijdt.
Hoe langer ik erover nadenk, hoe beter ik het plan vind om van promovendi studenten te maken. Het trekt een beter, ondernemender soort promovendus aan: degene die verantwoordelijkheid neemt over zijn eigen leven en bereid is nog een aantal jaar zonder zekerheid te leven om het mooiste doen wat hij kan. Degene die hartstochtelijk naar kennis en inzicht verlangt, en niet naar een goede regeling voor arbeidsongeschiktheid.
Op de website van de NOS had de voorzitter van het Promovendi Netwerk nóg een argument tegen de nieuwe maatregel: “Ik denk dat vooral buitenlandse studenten deze manier van promoveren aantrekkelijk vinden.” Hij bestond het om dat een nadeel te vinden: “In feite ga je je kennis dus exporteren. Beter gezegd: je raakt hier kennis kwijt.”
He bah, buitenlanders! Nederlandse promovendus wil tenminste hier in Nederland blijven om geen pensioengat te creëren! Mij lijkt dat je vooral iets anders kwijtraakt: dit geborneerd nationalisme, deze verstokte burgerlijkheid. Laat maar komen, die beurzen.
Marc van Oostendorp is hoogleraar fonologisch microvariatie
Zie ook: 'If you pay peanuts, you get monkeys'