Niet omkijken’, zegt Sami Al-Ajrami tegen zijn negentienjarige dochters, als ze hun huis voorgoed verlaten. Achter hen ligt dertig jaar aan herinneringen en voor hen een onzekere toekomst. Het gezin rijdt weg van al die herinneringen en weet dat het nooit meer zal terugkeren.
Vader en dochters komen terecht in een vluchtelingenkamp in de Palestijnse stad Rafah, van waaruit Al-Ajrami verslag doet van de oorlog. Voor het eerst in twintig jaar was angst onderdeel van zijn beroep.
‘Het is altijd gevaarlijk om verslag te doen van conflicten en oorlogen’, vertelt Al-Ajrami, die op 3 maart op de Universiteit Leiden wordt geïnterviewd over zijn boek De sleutels van het huis: een dagboek in Gaza. ‘Maar deze oorlog is anders. Het was haast onmogelijk om het werk te doen: journalisten en hun families zijn doelwit, Israëliërs hebben de internetverbinding vernietigd en zelfs de Palestijnen zijn bang voor ons.’
Een journalist in de buurt betekent in Gaza immers risico, want daar kan ieder moment een Israëlische aanval volgen. ‘Daardoor zag de bevolking ons als een gevaar, omdat ze door met ons te praten gedood zouden kunnen worden. Ik kon mijn “press”-vest niet eens meer aan, omdat mensen dan niet in de buurt durfden te komen. En het maakt je natuurlijk ook een makkelijk doelwit.’
Blind
Nog nooit zijn er in zo’n korte tijd zoveel journalisten vermoord als in deze oorlog. ‘Alleen al in de eerste maand zijn vijftig journalisten opzettelijk vermoord. Tegen de tijd dat ik Gaza verliet, waren 182 journalisten en hun families gedood. Israël wil dat de wereld blind is voor wat daar gebeurt.’
Al-Ajrami zit in een chatgroep met 640 Palestijnse journalisten. ‘Het is pijnlijk om steeds de namen te zien van collega’s die nog steeds in de groep zitten, maar die niet meer leven. Links en rechts raken collega’s vermist of worden ze met hun gezin vermoord. Telkens delen we een foto van diegene in de groep en rouwen we met elkaar.’
Gewapend met kogelvrij vest hield Al-Ajrami zes maanden lang vanuit het tentenkamp een dagboek bij voor de Italiaanse krant La Repubblica. Hij wilde niet langer alleen verslag doen. ‘Het was heel zwaar om steeds mensen naar hun verhaal te vragen. Zo vroeg ik de dertienjarige Yezim die samen met zijn jongere zus van elf een aanval overleefde, hoe dat voor hem was. Hij had zijn moeder, vader en vier broers en zussen levenloos onder het puin zien liggen. Toen realiseerde ik me hoe wreed het was wat ik hem aandeed. Ik dwong hem om al het verdriet te herinneren. Daarom besloot ik over mijn eigen pijn te schrijven en wat ik zelf allemaal zie.’
Hij verwondert zich over de kracht van het Palestijnse volk. ‘Mensen trekken van de ene naar de andere tent, zitten huilend op straat, maar hebben toch de kracht om door te vechten. Vrouwen knippen hun haar af, omdat er niet genoeg water is om het te wassen. Er wordt afval verzameld om een vuur te stoken om eten te maken. Ze worden opeens honderd jaar terug in de tijd geworpen en zijn gebroken, maar blijven samenwerken en dingen bedenken om te overleven.’
Vlucht
Als Al-Ajrami ziek, ondervoed en mentaal uitgeput is, vlucht hij met zijn gezin naar Egypte. ‘De enige reden dat ik het zo lang heb kunnen volhouden, zijn alle mensen over de hele wereld die me berichtjes stuurden om te checken of het goed met me ging. Maar na maanden zonder eten was mijn lichaam zo gebroken dat ik niet eens meer kon lopen. Ik dacht: ik moet mijn familie en mezelf redden.’
Terwijl hij zijn eigen strijd voert om te overleven, ziet hij hoe de wereld om hem heen verstart. ‘Gaza flitst voorbij op tv, mensen zappen verder en zijn het zo weer vergeten. Maar voor ons is het geen nieuwsbericht, het is onze dagelijkse realiteit. Ik zie hoe in de Verenigde Staten en in Europa extreemrechtse partijen de regering overnemen en deze landen blind worden voor het lijden van anderen. De wereld is zo’n lelijke en onwetende plek geworden. Nu mensen als Trump aan de macht komen, wordt de toekomst alleen maar lelijker.’
Toch blijft Al-Ajrami hoop houden. ‘Het zal minstens twintig jaar duren om Gaza weer op te bouwen. Zo’n 75 procent is verwoest. Toch geloof ik dat er op een dag iets zal gebeuren, waardoor we terug kunnen gaan. Zelfs als alles is weggevaagd, leeft Gaza voort in ons. En zolang wij bestaan, bestaat Gaza ook.
‘In mijn boek neem ik mensen mee in het dagelijks leven in Gaza, waardoor je als lezer het menselijke aspect van dit conflict beter leert begrijpen. Israël heeft de afgelopen jaren zo hard gewerkt om het Palestijnse volk te ontmenselijken, waardoor mensen de dood van het Palestijnse volk gewoon oké vinden. Ik hoop dat de mensen die mijn boek lezen dit niet langer pikken en hun regeringen dwingen een standpunt in te nemen tegen de ontmenselijking van Palestijnen.
‘Telkens als ik er over Gaza praat, bloed ik. De wonden scheuren weer open en ik zie de beelden weer voor me. Ik wil helemaal geen journalist meer zijn, wil niet meer bloeden.
‘Na ieder interview moet ik mezelf mentaal urenlang verzorgen voor het weer lukt om te lachen en terug te gaan naar het normale leven. Maar ik ga ermee door, want het is mijn missie en die volbreng ik met trots.’
Sami Al-Ajrami, De sleutels van het huis: een dagboek uit Gaza, maandag 3 maart, 16:30-18:00 uur, Lipsius 005.