‘Als je het zou verzinnen, zou men het wel erg vergezocht vinden’, begint hoofd van de African Library Jos Damen het verhaal over Jacobus Capitein.
‘Een Ghanese jongen, geboren in 1717, die op achtjarige leeftijd is weggeroofd bij zijn familie, wordt verkocht aan een Zeeuwse kapitein en op de boot gezet naar Middelburg. Dat is op zich al heel bijzonder, want het gebeurde niet vaak dat slaven naar Nederland werden gestuurd. Waarschijnlijk was het een slimme jongen.’
De Zeeuwse kapitein Arnold Steenhart doet de jongen cadeau aan Jacobus van Goch, ambtenaar bij de West-Indische Compagnie (WIC), van wie hij dezelfde voornaam krijgt. ‘Zijn Afrikaanse naam is onbekend, maar gedacht wordt dat hij zijn achternaam te danken heeft aan die Zeeuwse kapitein.’
Toen Capitein op ongeveer elfjarige leeftijd voet aan wal zette in Zeeland, was hij vrij. ‘Slavernij in Nederland was namelijk niet toegestaan. Hij ging naar de Latijnse school in Den Haag, werd in 1735 gedoopt en mocht twee jaar daarna theologie studeren aan de Universiteit Leiden.’
Eerste zwarte student
Daar was hij waarschijnlijk de eerste zwarte student en later zelfs de eerste zwarte promovendus in Europa. In 1742 betoogt hij in een overvol Groot Auditorium dat slavernij niet in strijd is met het christendom en daarom is toegestaan. ‘Dat past naadloos in die tijd’, zegt Damen. ‘Jacobus mag meedoen, maar alleen onder de voorwaarden van de Nederlanders. Dus: hij mag promoveren, maar wel alleen op dit onderwerp.’
In zijn dissertatie De servitude, libertati christianae non contraria beweert Capitein dat tot slaaf gemaakten die tot het christendom waren bekeerd, gewoon slaaf konden blijven.
Om dat standpunt kracht bij te zetten gebruikte hij passages uit de Bijbel. Zo citeerde hij 2 Korintiërs 3:17: ‘Waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid.’
Damen: ‘Hij maakt onderscheid tussen geestelijke en lichamelijke vrijheid. Je kunt goed christen zijn in slavernij, want je mag nog vrijuit denken.’
Hiermee sprak Capitein een bekende Zeeuwse predikant tegen, die vond dat bekeerde slaven na zeven jaar de vrijheid verdienden. Dit leek Capitein geen goed idee, want dat zou hen aanmoedigen om de Bijbel te misbruiken. Oudere slaven mochten weliswaar na jarenlange arbeid wel worden vrijgelaten, maar dit was volgens hem geen christelijke plicht.
In de achttiende eeuw groeide het debat over de rechtmatigheid van slavernij en ook aan de Leidse universiteit keerden mensen zich tegen dit systeem. Dat Capitein het juist verdedigde, viel in goede aarde bij de WIC. ‘Hij paste goed in dat debat en was natuurlijk een ideaal voorbeeld: “Kijk maar, hij zegt toch zelf dat het goed is?” ‘Toen hij als predikant werd uitgezonden naar de Goudkust, het huidige Ghana, schreven veel vriendjes van zijn studie lofschriften over hem.’
Aanschouwer, zie deez’ Moor. Zijn vel is zwart, maar wit
zijn ziel, daar Jezus zelf als priester voor hem bidt.
Hij gaat Geloof, Hoop en Liefde aan Mooren leren,
opdat zij, witgemaakt met hem, het Lam steeds eren…
Damen: ‘Het verhaal is natuurlijk te bizar voor woorden: het feit dat je als voormalig slaaf de slavernij goedpraat en dan naar je eigen land gaat om de heidenen te bekeren.’
Verloofd met een heiden
Terug in zijn geboorteland bleek Capitein niet erg succesvol als predikant. ‘Hij ging naar een land vol gelukszoekers die God noch gebod kenden: die witte slavenhandelaren hadden zes vrouwen, sloegen erop los en zopen veel. En dan komt een zwarte man hen even vertellen dat ze dat allemaal niet mochten doen. Dat beviel hen natuurlijk helemaal niet.’
Tegelijkertijd vond de lokale bevolking dat hij was vernederlandst. Als Capitein met een lokale vrouw wil huwen, wordt hij ook nog gedwarsboomd door het kerkbestuur van Amsterdam. In plaats daarvan wordt de Nederlandse Antonia Ginderdros op een boot gezet richting het slavenfort Elmina om in 1745 met hem te trouwen, maar door wie ze wordt gezonden is onduidelijk.
Tegelijkertijd vond de lokale bevolking dat hij was vernederlandst. Als Capitein met een lokale vrouw wil huwen, wordt hij ook nog gedwarsboomd door het kerkbestuur van Amsterdam. In plaats daarvan wordt de Nederlandse Antonia Ginderdros op een boot gezet richting het slavenfort Elmina om in 1745 met hem te trouwen, maar door wie ze wordt gezonden is onduidelijk.
‘Waarschijnlijk wilde de kerk zo laten zien dat Jacobus bij de Nederlanders hoorde. Daarbij mocht een christelijke man niet met een heiden trouwen, maar je kunt er donder op zeggen dat heel veel witte mannen dat wel deden.’
Schandvlek
Een lang huwelijk wordt het niet, want twee jaar later komt Capitein te overlijden. ‘Hij is onder onduidelijke omstandigheden gestorven. Sommigen zeggen dat hij vermoord is. Hij was zeker niet populair, maar ik geloof daar niet helemaal in. Een op de drie mensen ging daar binnen een jaar dood, dus dat hij stierf is zo uitzonderlijk niet.’
Ondanks de dubieuze dissertatie heeft Captein ook positieve dingen bewerkstelligd, vindt Damen. Zo zette hij een school op voor de lokale bevolking, waar twee prinsjes les van hem kregen. ‘En daarnaast heeft hij het Onze Vader en de tien geboden naar het Fante vertaald, de lokale taal. Het is de eerste schriftelijke vastlegging van deze Ghanese taal.’
Toch ziet hij Capitein als een ‘schandvlek’ voor de Leidse universiteit. ‘Met het 450-jarig bestaan van de universiteit, wordt veel teruggedacht aan Einstein, Curie, Bohr en nog zoveel andere beroemdheden. Het is allemaal mooi en prachtig, maar we hebben ook - en dat kan niet anders - in die 450 jaar slechte dingen gedaan. Capitein is er zo eentje waarvan ik moet huilen, en dan lieg ik niet.’