‘Hij moet hier ergens liggen.’ Emeritus hoogleraar wiskunde Lodewijk Kallenberg (80) speurt om zich heen op begraafplaats Groenesteeg. Op de grond liggen tientallen grote grafstenen met vaak vervaagde markeringen. Kallenberg kijkt naar zijn voeten. ‘Oh, we staan op Cock! Ik wist dat we in de buurt waren, maar niet zo in de buurt.’
Op de grafsteen staat alleen de familienaam van Henricus Cock (keldergraf 141), hoogleraar rechten, overleden in 1866. ‘Hij werd wel de rijkste man van Leiden genoemd. Hij was een conservatieve jurist die als lid van de Leidse gemeenteraad vaak overhoop lag met zijn liberale mederaadslid Thorbecke.’ Die Leids hoogleraar, beroemd vanwege de Grondwetsherziening van 1848, heeft zijn laatste rustplaats overigens niet op Groenesteeg.
‘Toen Thorbecke in 1847 voorstelde om scholieren “die het behoeven en verdienen” vrij te stellen van schoolgeld, was Cock daar fel op tegen’, schrijft Kallenberg in Geleerdheid onder de zerken. In het boek dat ter ere van de 450ste dies is verschenen, beschrijft hij de 67 Leidse hoogleraren die op de ‘begraafplaats voor de elite’ liggen.
Felle strijd
Ondanks zijn rijkdom heeft Cock geen praalgraf. ‘Dit is een hervormde begraafplaats en die zijn nu eenmaal sober. Maar als je even naar links kijkt, zie je nóg een flinke grafsteen met de naam Cock. Hij had genoeg geld voor een tweede graf voor familieleden.’
Kallenberg is sinds 2014 voorzitter van de stichting tot instandhouding van de begraafplaats. ‘Het is prachtig hier, een oase van rust aan de rand van het centrum.’ Hij wijst naar een enorme beuk die hoog boven de begraafplaats uittorent. ‘Geplant in 1882, de stam heeft een omtrek van ongeveer 8 meter.’ De boom heeft een creepy vorm, alsof verschillende stammen een felle strijd met elkaar hebben gevoerd voor een plek om te groeien. ‘De grilligheid is het gevolg van de verschillende groeisnelheden van groene en bruine beuken. Het is een mooie maar misvormde boom.’
Tijdens zijn rondleiding wordt hij nauwlettend in de gaten gehouden door een oranje kat, die alle bezoekers van Groenesteeg verwelkomt met gemauw. ‘Vroeger was hier altijd een zwarte, die is een paar jaar geleden overleden. Nu is er een oranje vervanger. Geen idee hoe die is komen aanwaaien. Iets hier trekt ze aan.’
De begraafplaats werd in 1813 gesticht, toen de Fransen het voor het zeggen hadden in Nederland. ‘Zij vonden het onhygiënisch om in kerken te begraven. Er kwam een verbod op.’ Vervolgens kwamen er begraafplaatsen op de Leidse bolwerken, waaronder Groenesteeg. Toen de Fransen het land uit werden gezet, werd er weer even in kerken begraven. ‘Maar in 1829 kwam daar definitief een einde aan.’
In 1975 was de laatste begrafenis op Groenesteeg, of eigenlijk de voorlaatste, want in 2004 is er nog een dame van 95 ter aarde besteld. ‘Haar familie had in 1906 een graf met een eeuwigdurend grafrecht gekocht. De begrafenis werd verboden door de gemeente, maar de familie spande een rechtszaak aan. Een dag voordat deze diende, bond Leiden in en mocht de begrafenis in alle stilte doorgaan. Alleen is haar naam niet op het graf gebeiteld: een beetje flauw.’
Tranen
Kallenberg wandelt van de gerestaureerde aula, waar op de bovenverdieping vroeger de doodgraver woonde en die nu onderdak biedt aan jonge onderzoekers van de universiteit, naar het graf van Robert Fruin (1823-1899), de eerste hoogleraar vaderlandse geschiedenis (keldergraf 229). ‘Wat aardig is: hij ligt hier niet alleen, ook theoloog Johannes Acquoy (1829-1896) heeft er een plek. Twee hoogleraren in één graf. Vaak werd gedacht dat het een homoseksueel stel was, maar dat is absoluut niet zo. Ze waren vrienden en hadden kennelijk afgesproken een graf te delen.’
Fruin was de grondlegger van modern historisch onderzoek. ‘Hij heeft het wetenschappelijk op de kaart gezet.’ Zijn colleges gaf hij in zijn huis aan de Steenschuur op ‘een zakelijke manier met korte zinnen, die hij prevelend uitsprak’, schrijft Kallenberg in zijn boek. ‘Alleen als hij de onthoofding van Van Oldenbarnevelt behandelde, werd Fruin emotioneel en liet hij zelfs zijn tranen de vrije loop.’
Fruin werd hoogleraar omdat het voor professor Matthias de Vries (1820-1892, keldergraf 265) te veel werk was om Nederlands en geschiedenis te combineren. ‘De Vries was een soort vaderfiguur voor Fruin, en heeft aan de curatoren voorgesteld om een leerstoel vaderlandse geschiedenis te creëren, waar hij Fruin dan voor voordroeg. Dat soort connecties vind ik interessant.’
Er waren meer begraafplaatsen op de Leidse bolwerken, onder andere bij de Sterrewacht en molen De Valk. ‘Die zijn allemaal geruimd, en een deel van de resten is hier herbegraven. Daar, tegenover het graf van de moeder van Vincent van Gogh en bij de bijenkasten is een knekelveld (verzamelplaats van botten, red).’
Hij wijst op de grafsteen van sterrenkundige Frederik Kaiser (1808-1872, zandgraf 400), waarop korstmossen groeien. ‘Biologen vinden dat geweldig. Kaiser had nauwelijks een opleiding gehad en werd toch hoogleraar. Zijn vader overleed vrij jong. Frederik werd vervolgens mede opgevoed door een oom die wiskundeles gaf en verdienstelijk amateursterrenkundige was. Hij was vijftien toen die oom overleed en nam diens wiskundelessen over.’
Sluwe bestuurder
Beroemd werd Kaiser toen hij in 1835 erin slaagde om het tijdstip van de doorgang van de komeet Halley door het perihelium (dichtste punt bij de zon) op slechts anderhalf uur na juist te bepalen. Andere sterrenkundigen zaten er dagen naast. ‘Het interessante is dat hij dat op een zolderkamertje voor elkaar kreeg met een geleend kijkertje van een bevriende astronoom.’ De instrumenten van de Leidse sterrenwacht, toen nog op het dak van het Academiegebouw, waren namelijk nogal gebrekkig.
‘Kaiser was ook een sluwe bestuurder. Het lukte hem om een nieuwe sterrenwacht te bouwen. Daar had hij een slinkse manoeuvre voor nodig, want hij had een plekje van de hortus op het oog dat hij pas wist te bemachtigen na een flink gevecht. In die tijd was je maar één jaar rector. Toen Kaiser dat werd, heeft hij de sterrenwacht (op de plek die we nu kennen als de Oude Sterrewacht, red.) doorgedrukt.’
Zelf wil Kallenberg niet worden begraven, zegt hij, maar gecremeerd. ‘Ik heb ook niet zoveel met graven van familieleden. De herinnering aan de personen koester ik: niet het graf, maar hun leven. Ik ben vooral geïnteresseerd in de verhalen onder de grafzerken.’
Lodewijk Kallenberg
Geleerdheid onder de zerken
237 pgs. €35, te koop bij de boekhandels van De Kler en Kooyker of via
secretariaatgroenesteeg@gmail.com