In 2016 was de Leidse archeoloog Ivar Schute in Berlijn voor een boekpresentatie. ‘Die vond plaats in een heel mooie villa aan een meertje, de Wannsee – in de kamer waar op 20 januari 1942 de bijeenkomst was waar Eichmann, Heydrich en al die andere griezels de organisatie van de Holocaust bespraken; de Endlösung der Judenfrage.’
De notulen van deze beruchte Wannseekonferenz zijn in de vergaderzaal te zien, en juist op die plek presenteerde de Grieks-Joodse Holocaustoverlevende Heinz Salvator Kounio, toen 89 jaar oud, de Duitse vertaling van zijn concentratiekampdagboek. ‘Dat was echt heel indrukwekkend.’
Joodse middelvinger
Kounio stond daar met opgestroopte mouwen, zijn dochter gaf hem een fles water en een doekje. Hij wreef ermee over het op zijn arm getatoeëerde nummer 109565. Zo liet hij zien dat die kamptatoeage nooit uitgewist kan worden. Na afloop ging Kounio met familie en vrienden een hapje eten in een restaurant naast de villa. ‘Een dikkere Joodse middelvinger naar de nazi’s heb ik nooit gezien’, schrijft Schute in zijn onlangs verschenen boek In de schaduw van een nachtvlinder.
Schute, Leids alumnus en werkzaam bij archeologisch adviesbureau RAAP, is gespecialiseerd in onderzoek naar concentratie- en vernietigingskampen. In 2014 legde hij in Polen met een team archeologen de gaskamers van vernietigingskamp Sobibór bloot, en hij groef ook in Amersfoort, Westerbork, Bergen-Belsen en Treblinka. ‘Het was goed om dit eens van mij af te schrijven.’
In het boek geeft Schute een beeld van zijn werk maar reconstrueert hij ook de helletocht die Kounio langs verschillende kampen maakte. ‘Ik wilde iets vertellen over de grootschaligheid van de Holocaust. Ik heb ook moeite met de abstractie van het grote getal: zes miljoen vermoorde Joden. Mensen zoals jij en ik, die wil ik zichtbaar maken.’
Sadisten
Kounio kwam uiteindelijk terecht in het kamp Ebensee in Oostenrijk. ‘Dat was een afschuwelijk kamp dat vrijwel niemand kent, maar waar het vreselijk is ontspoord doordat sadisten er de leiding hadden’, vertelt Schute. Volgens Kounio had nergens de honger hem zo gekweld als in Ebensee. De gevangenen kauwden op teer om het hongergevoel te stillen. Gebrek aan voedsel leidde tot kannibalisme. Lijken werden ’s nachts aangevreten.
De befaamde strafpleiter Max Moszkowicz kwam er ook terecht. Kounio en Moszkowicz overleefden ternauwernood. Beiden stonden ze voor hetzelfde vuurpeloton. Door een ruzie tussen SS’ers ging de executie niet door. Voordat de twee aan de honger bezweken werd het kamp bevrijd.
‘De bekende foto’s van stapels lijken en uitgemergelde kampgevangenen zijn in Ebensee, Bergen Belsen en Buchenwald genomen’, legt Schute uit. ‘Die beelden zijn er namelijk niet van de vernietigingskampen Sobibór en Treblinka. Daar kwam je aan en werd je meteen vermoord, heel simpel. Daar waren alleen grote massagraven.’
Nieuwbouwwijk
In Ebensee kon Schute geen archeologisch onderzoek doen. ‘Het kamp is afgebroken en er staat nu een nieuwbouwwijk. Ik denk dan onmiddellijk: wat ligt er allemaal nog? Als bewoners in hun moestuin schoffelen, moeten ze spullen van gevangenen vinden. Dat kan niet anders.’
Schute is in het boek ‘een beetje kritisch’ op Oostenrijk en noemt het ‘een land dat zich als slachtoffer voordoet, maar dat natuurlijk niet is’. Want, zegt hij: ‘De SS’ers in Sobibór waren voornamelijk Oostenrijkers, en geen Duitsers.’
In dat kamp is het graafwerk inmiddels zo goed als afgerond. ‘Het herinneringscentrum wordt op 14 oktober geopend. Dat is het einde van een moeizaam proces. Je belandt in politiek bestuurlijke wespennesten van verschillende landen met alle interculturele ruis van dien.’
Gaandeweg het samenwerkingsproject tussen Nederland, Israël, Polen en Slowakije klopten ook de Russen aan. ‘Nederland wilde dat niet, maar die Russische betrokkenheid is er wel gekomen.’ En dan ligt Sovjetverheerlijking op de loer, legt hij uit.
Horzels
‘Dat leidt tot het politiek claimen van herinneringen. In 1943 was er een opstand in het kamp waarbij honderden gevangenen ontsnapten. Het kamp werd toen meteen gesloten en gesloopt door de nazi’s. De leider van de opstand, Sasha Pechersky, wordt door de Russen gezien als een Sovjetsoldaat. Zij herdenken hem als held, maar dat heeft het Joodse leed naar achteren geschoven. Pechersky was overigens zelf Joods, en ook nog eens geboren in Oekraïne. Dat vertellen ze er niet bij.’
Behalve bestuurlijke obstakels ondervindt Schute soms ook hinder van ‘een paar gekken’: Holocaustontkenners.
‘Ze zijn als horzels. Ze bellen en mailen, doen zich voor als journalisten, nemen contact op met collega’s. Die gesprekken worden dan opgenomen en die tapes hoor je dan weer terug op het internet. Ik pas heel goed op, check waar mails vandaan komen. Mijn strategie is heel simpel: ik reageer niet. Dan ebt het weg. Elke keer als ik in de media verschijn, begint het opnieuw. Dat zal met dit boek ook wel weer gebeuren.’
Davidster
Hij legt uit hoe ze met zijn werk aan de haal gaan. ‘Een filmploeg van het Britse Channel 4 volgde ons in Treblinka, een vernietigingskamp in Polen. Ik vond een stuk van een terracotta-tegel uit de gaskamers. Op de achterkant staat het logo van de fabriek. Dat symbool lijkt op een Davidster, maar het klopt net niet helemaal. Ik zei voor de camera tegen mijn Engelse collega Caroline Sturdy Colls: “The Star of David is on the bottom... or at least it looks like it.” Alleen: in de documentaire is het tweede deel van die zin er afgehakt.’
Holocaustontkenners doken op de ‘fout’ van Schute en gebruikten het materiaal om de archeologen aan te vallen. ‘Toen de documentaire in Amerika werd uitgezonden, ging het pas echt los. Daar zitten veel actieve ontkenners. Ik ben op rechtsextremistische sites volledig door het slijk gehaald en volstrekt belachelijk gemaakt.’
Er verscheen zelfs een tegendocumentaire met de titel The Treblinka Archaeology Hoax die het bestaan van de massamoord ontkent en de archeologen als Schute besmeurt. ‘Mijn collega Caroline kreeg het echter het zwaarst te verduren. Zij is echt bedreigd, en moest lezingen geven onder politiebegeleiding.’
Pseudowetenschappers
Er zitten rabiate antisemieten tussen, vertelt Schute over de ontkenners. ‘Maar de pseudowetenschappers die de Holocaust onderuit proberen te halen zijn lastiger te bestrijden. Die publiceren tijdschriften en zelfs hele boekenreeksen. Zij voeren een war of numbers; ontkennen de Holocaust niet, maar beweren dat zes miljoen vermoorde Joden cijfermatig onmogelijk is. Dan gaat het over bizarre zaken als het volume en de verbrandingssnelheid in de crematoria.’
Schute komt ze zelfs tegen op de plekken waar hij opgravingen doet. ‘In 2014 hadden we net de resten van de gaskamers van Sobibór blootgelegd. Het terrein was toen nog openbaar toegankelijk. We waren aan het werk en kwamen er achter dat er overal Amerikaanse Holocaustontkenners rondliepen. Een idiote situatie natuurlijk. Ze waren met de touringcar naar het kamp gereden.’
Hun gids bleek een van de bekendste ontkenners te zijn: de Brit David Irving. ‘Dat was heel heftig. Ik heb hem niet gesproken, dat was me te gortig, maar ik heb wel met andere ontkenners gepraat. Je ziet het natuurlijk niet aan ze, maar tijdens het gesprek realiseer je je opeens: oh, dit zijn foute jongens.’
Voorlopig gaat Schute niet meer aan het werk in een kamp in Polen. ‘Ik heb daar tien jaar gezeten en heb er wel even genoeg van. De wetenschappelijke publicatie over Sobibór moet nog verschijnen. Ik heb er nog jaren werk aan. Dus om nu naar het volgende kamp te gaan, dat zie ik niet zitten. In Nederland heb ik nog werk te doen. De Holocaustinfrastructuur hier is veel uitgebreider dan veel mensen zich realiseren.’
Heen-en-weerkampen
Er worden er nog steeds resten van kampen teruggevonden. ‘Er zijn allerlei typen. Zo waren er heel veel Joodse werkkampen in Drenthe en Overijssel die vrijwel onbekend zijn, of kampen voor gemengd gehuwden bijvoorbeeld. Je kunt het zo gek niet verzinnen of het was er.’
Ook de zogeheten heen-en-weerkampen in Amsterdam zijn niet erg bekend. ‘Daar moest je elke dag dwangarbeid verrichten, maar je sliep thuis. Ik heb in het Amsterdamse Bos sporen gevonden: daar zie je aan het landschap dat er gebouwen hebben gestaan.’
Al die sporen wil Schute inventariseren en vervolgens met betrokken gemeenten bespreken wat ermee moet gebeuren. ‘Nu wordt er een nieuwbouwwijk op kampresten gezet zonder dat daar een haan naar kraait. Die situatie moet veranderen. Ik ben er geen voorstander van om alles te beschermen, maar wil wel dat die afweging wordt gemaakt.’
Ivar Schute, In de schaduw van een nachtvlinder. Prometheus, 224 pag. € 24,99
Voor wie meer wil lezen over Leiden tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte Mare vijf jaar geleden een themanummer over de universiteit en de stad tijdens de oorlogsjaren.
We gingen onder meer op zoek naar de laatste getuigen uit die tijd, zoals Willy Hijmans (die meteen na de bevrijding zijn maten en de rector optrommelde bij het Academiegebouw omdat hij het wel tijd vond dat de universiteit weer open ging), naar vergeten helden (van zingende spionnen tot jenever stokende piloten), en naar foute figuren.
Als eerbetoon voor de onafscheidelijke broers Jan en Huib Drion die een doe-het-zelf-blaadje in elkaar klopten, De Geus onder studenten, dat uitgroeide tot spreekbuis van het academische verzet, was de krant opgemaakt als een aflevering van De Geus. Online doorbladeren kan hier en downloaden hier.