Wetenschap
De chirurgijn kneep niet alleen citroenen uit
Bij het zien van een oud VOC-schip raakte huisarts Ton Zwaard gefascineerd door de vraag: hoe bestreed men aan boord en in De Oost ziektes? Hij dook in de archieven en promoveert dinsdag op ‘een ongeschreven deel van de geschiedenis’.
Marciëlle van der Kraan
donderdag 23 januari 2025
Isaac Koedijck, De voetoperatie, ca. 1645 (privécollectie). ‘Veel chirurgijns gebruikten het werk bij de VOC als opstap naar een betere carrière.’

In de nacht van 4 op 5 januari 1699 klonk een enorm kabaal in Batavia, de hoofdstad van Nederlands-Indië. Door hevige aardbevingen stortten huizen in en werd de stad overspoeld door modderstromen. Enorme stank en onhygiënische omstandigheden, samen met het tropische klimaat, gaven infectieziekten vrij spel met veel zieken en doden als gevolg.

Het is een van de vele gebeurtenissen gedurende de aanwezigheid van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in Azië, waarbij goed opgeleide chirurgijns hard nodig waren.

Zo begint promovendus Ton Zwaard zijn proefschrift. Na jarenlang gewerkt te hebben als huisarts in Druten, besluit hij na zijn pensioen te promoveren op de geschiedenis van zijn vak.

Het begon te kriebelen toen hij in 2002 bij het Scheepvaartmuseum in Amsterdam een replica van een VOC-schip bewonderde. ‘Jeetjemina, dacht ik. Bijna twee eeuwen lang voer dit soort schepen met zo’n driehonderd man naar Azië. Hoe moest dat toch met alle ziekten en mensen die overleden? Toen ik me erin ging verdiepen, kon ik maar weinig vinden over mijn vak in die tijd.’

Hoewel hij nog werkzaam was als huisarts en onderwees op de Radboud Universiteit in Nijmegen, besloot Zwaard te promoveren na een cursus waarin hij leerde zich ‘meer te bekwamen in het doen van historisch onderzoek’.

‘Wie in die tijd als chirurgijn naar Azië vertrok, kwam terug als een heel ervaren, breed opgeleide heelmeester’

Allereerst moest Zwaard zich verdiepen in originele VOC-bronnen. ‘Dat heeft me heel wat uurtjes gekost in het Nationaal Archief van Den Haag. Alles is wel in het Nederlands, maar het is een heel ander taalgebruik. Voor ik dat überhaupt kon lezen, ging er zeker wel een jaar overheen.’

Zwaard onderzocht de de periode tussen tussen 1602 en 1795, volgens hem ‘een vrij ongeschreven deel van de geschiedenis’. Hoewel veel bekend is over het werk van chirurgijns aan boord van VOC-schepen, is veel minder onderzoek gedaan naar hun werk in Azië tussen 1602 en 1795.Wie in die tijd als chirurgijn naar Azië vertrok, kwam terug als een heel ervaren, breed opgeleide heelmeester. ‘Je was verantwoordelijk voor al het VOC-personeel en dat kreeg een hoop gezondheidsproblemen voor de kiezen: malaria, scheurbuik, bedrijfsongevallen, psychische stoornissen, besmettelijke ziekten, de gevolgen van aardbevingen en van oorlogen.’

Examen doen

Iemand die zoveel gevaren moest zien te verhelpen, werd aan een uitvoerig examen onderworpen. Een van Zwaards meest bijzondere vondsten is een chirurgijnsexamen uit 1785. ‘Hiermee heb ik aangetoond dat chirurgijns zich ook bezighielden met interne ziektes, wat in die tijd eigenlijk alleen aan universitair opgeleide dokters was voorbehouden. De VOC was erg streng, nam de zorg voor het personeel erg serieus en wilde geen kwakzalvers aan het bed van de patiënt hebben. Als je als opperchirurgijn het examen slecht aflegde, kon je zelfs gedegradeerd worden naar onderchirurg.’

Hoe zwaar het examen was, blijkt uit een reisverhaal uit 1680 van de Duitse chirurgijn Christophor Fryke dat Zwaard wist op te sporen: van de twaalf kandidaten die het scheepschirurgijnsexamen aflegden, wist slechts de helft het te halen. ‘Mensen kwamen van heinde en verre om bij de VOC te werken, omdat er voor hen in hun thuisland blijkbaar niet genoeg werk was. Anderzijds kon men in een paar jaar tijd behoorlijk wat verdienen door met de VOC in zee te gaan.’

Ongeveer de helft van de chirurgijns keerde na een dienstverband van drie jaar terug naar Europa. ‘Dan hadden ze behoorlijk wat geld verdiend en erg veel ervaring opgedaan. Dat gaf natuurlijk een bepaalde mate van status. Vaak begonnen ze bij terugkomst een eigen praktijk in een Nederlands dorp. Veel chirurgijns gebruikten het werk bij de VOC als opstap naar een betere carrière.’

Geneesmiddelentekort

Een van de vele problemen waar de chirurgijns in Azië mee te maken kregen, was het tekort aan geneesmiddelen. ‘Op die VOC-schepen gingen ook geneesmiddelen mee en die moesten de overtocht ook doorstaan. Die kisten met geneesmiddelen schoven - zeker tijdens zware stormen - alle kanten op en werden nat van de golven, waardoor geneesmiddelen vaak verrot of in gebroken toestand aankwamen. Dat probleem heeft de VOC twee eeuwenlang niet weten op te lossen.’

De Heren Zeventien - het VOC-bestuur - opperde dat de medicijnen ter plekke moesten worden vervaardigd. Maar een samenwerking met de lokale bevolking kwam er in die tijd niet.

Van de twaalf kandidaten die het scheepschirurgijnsexamen aflegden, wist slechts de helft het te halen

‘Er heerste een te sterk superioriteitsgevoel. Want wat weten die eenvoudige lui daar nou? Lokale genezers moesten ook van het VOC-personeel afblijven, want de Noord-Europese geneeskunde was leidend. Achteraf gezien was dat misschien een gemiste kans, want als het om tropische ziekten ging, hadden ze best de hulp van lokale mensen kunnen gebruiken.’

Zwaard wil niet oordelen over de chirurgijns met de kennis van nu. ‘Ook de dokters van nu weten niet alles. Op dit moment zitten er tienduizend mensen thuis vanwege long covid en chronische vermoeidheid. Probeer je te realiseren hoe mensen over driehonderd jaar denken over onze gezondheidszorg. Het is fantastisch om te zien welke mooie geneeswijzen er tegenwoordig zijn. Maar kijk ook eens naar wat medici allemaal niet kunnen en probeer als dokter een beetje een bescheiden rol in te nemen.’

Ton Zwaard, Chirurgijns in den vreemde. De geneeskundige zorg van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) voor haar personeel in Azië. Promotie is dinsdag 21 januari