Het is september 2024 als drie verdachten uit Hengelo worden aangehouden voor opruiing tot terrorisme, omdat ze in chatgroepen anderen aanzetten tot het plegen van aanslagen. Eén van hen is pas zestien jaar. Hij wordt naast opruiing ook opgepakt voor deelname aan een terroristische organisatie: The Base, een rechts-extremistische paramilitaire organisatie.
‘Dit was in Nederland’, vertelt promovendus bij jeugdrecht Nina van Capelleveen, die onderzoek deed naar radicalisering bij jongeren en overheidsingrijpen. ‘Maar dit is veel groter dan Nederland. Het is een internationale organisatie. Een beetje gek om het zo te noemen, want echt goed georganiseerd kun je het niet noemen.’
Leden van The Base worden ook wel als ‘neonazi’s’ aangemerkt. De beweging streeft namelijk naar een samenleving waarin de witte mens dominant is en er geen plek is voor mensen die in hun ogen niet aan het juiste beeld voldoen. Om dit te bereiken is volgens hen een burgeroorlog nodig die de gehele samenleving laat instorten. In januari 2024 heeft de Europese Unie The Base op de terrorismelijst geplaatst.
Toen Van Capelleveen in 2019 begon aan haar onderzoek, wist ze nog niet hoe belangrijk het thema meer dan vijf jaar later zou zijn. ‘Het onderwerp is nu eigenlijk nog actueler dan toen ik startte met het onderzoek. Je hoort veel berichten over dat de verdachten van terroristische feiten steeds jonger zijn. Het OM en de Raad voor de Kinderbescherming maken zich er zorgen over. Er komt steeds meer aandacht voor het onderwerp.’
Strafbaar
De promovendus ziet een ‘voorzichtige verbreding’ als het gaat om de algehele blik op radicalisering. ‘Alle stukken die ik las aan het begin van mijn onderzoek, waren nog heel erg toegespitst op het jihadisme. En het hele aanpakbeleid van radicalisering zoals we dat in Nederland op dit moment kennen, is ontstaan als reactie daarop. Maar nu komt ook radicalisering bij extreemrechts veel meer aan bod, evenals anti-overheidsradicalisering. Radicalisering op zich is niet strafbaar. Je mag natuurlijk alles denken wat je wilt, maar als dat leidt tot geweld, vernieling, discriminatie of het voorbereiden van een aanslag, is dat wel een strafbaar feit.’
Wat radicalisering precies inhoudt, mag wat betreft Van Capelleveen beter vastgesteld worden. ‘Het kan nu per gemeente verschillen wanneer iemand onderwerp wordt van gesprek, en dat heeft ingrijpende gevolgen. In de ene gemeente krijgt iemand sneller het label “geradicaliseerd” dan in de andere. Als je dat label eenmaal hebt, kunnen er heftige overheidsmiddelen worden ingezet. Met een duidelijke definitie kun je dat voorkomen.’
Maar wat gebeurt er dan met zo’n jongen van zestien, als er signalen zijn dat hij zorgt voor opruiing tot terrorisme en zelf deelneemt aan een terroristische organisatie? ‘Er kan eigenlijk vanuit drie rechtsgebieden worden opgetreden: het jeugdstrafrecht, het jeugdbeschermingsrecht en het bestuursrecht. Vanuit het jeugdstrafrecht kan een minderjarige bijvoorbeeld een contactverbod of meldplicht opgelegd krijgen. Ook kan de jongere verplicht worden met een geloofsdeskundige in gesprek te gaan. Soms wordt een social-media-verbod opgelegd, veel radicalisering gebeurt namelijk online.’
Als de ontwikkeling van een kind bedreigd wordt, kunnen er kinderbeschermingsmaatregelen worden opgelegd, vertelt de promovendus. ‘Dus wat je bijvoorbeeld in het verleden ook gezien hebt is dat kinderen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp werden geplaatst om gevaar van uitreizen tegen te gaan. Maar ze kunnen bijvoorbeeld ook een ondertoezichtstelling krijgen opgelegd. Het is dus aan de rechter om te oordelen of er door radicalisering sprake is van zo’n ontwikkelingsbedreiging of niet. Je ziet dat ze daar nog heel erg zoekende in zijn, omdat dit rechtsgebied niet zo is ingericht op radicalisering.’
‘Aan de andere kant zie je dat het bestuursrecht in reactie op radicalisering totaal niet ingericht is op minderjarigen. Wat de overheid dan kan doen is ook weer het opleggen van een contactverbod of meldplicht, maar ook een uitreisverbod. Het zijn dezelfde interventies als bij het jeugdstrafrecht, maar bij het bestuursrecht - in tegenstelling tot het jeugdstrafrecht - hoeft er voor het inzetten van deze interventies geen verdenking te zijn van een strafbaar feit.’
Kwetsbaar
Vanuit het recht is nog weinig gekeken naar overheidsoptreden bij radicalisering bij minderjarigen en dat terwijl juist zij volgens Van Capelleveen kwetsbaar zijn. ‘Als de overheid om wat voor reden dan ook optreedt, hebben kinderen een heel andere positie dan volwassenen in het recht. Ze kunnen niet altijd zelf naar de rechter stappen om ergens tegenin te gaan, ze zijn dan afhankelijk van hun ouders. Ook kan het proces soms lastig te begrijpen zijn voor jongeren.
‘Jongeren zijn kwetsbaar, dus moet er extra voorzichtig met hen worden omgegaan. Ze zouden op een aantal gebieden meer bevoegdheden moeten krijgen, zodat ze bijvoorbeeld wel zelf naar de rechter kunnen stappen.’
Daarbij, benadrukt Van Capelleveen, is het dus belangrijk om te kijken vanuit welk recht er wordt opgetreden. ‘Voor welk recht je kiest, hangt af van het doel dat je nastreeft. Als er vooral wordt gekeken naar ingrepen om het belang van de minderjarige te beschermen, doordat de radicalisering een risico vormt voor de ontwikkeling, zou de overheid moeten kiezen voor het jeugdbeschermingsrecht. Als er meer publieke belangen op het spel staan, zoals de nationale veiligheid, komt het jeugdstrafrecht in beeld.’ De promovendus heeft een stappenplan ontworpen, zodat weloverwogen keuzes voor overheidsingrijpen gemaakt kunnen worden.
Wat haar betreft wordt het bestuursrecht op minderjarigen helemaal niet meer toegepast. ‘Het bestuursrecht is niet ingericht op minderjarigen en kent dus weinig manieren om hen extra te ondersteunen. In die radicaliseringszaak van de zestienjarige jongen van The Base wordt bijvoorbeeld geen advocaat aan hem toegekend, terwijl ingrijpende maatregelen worden ingezet. Door dat wel te doen kunnen we jongeren een sterkere procespositie geven en de kans dat een minderjarige kan participeren in zo’n proces groter maken.’