Het fijnste aan het afronden van je proefschrift is dat je dan klaar bent met je proefschrift.
Het op één na fijnste aan het afronden van je proefschrift is dat je dan eindelijk niet meer geplaagd kunt worden door die ene verschrikkelijke vraag, die je al jaar in jaar uit te pas en te onpas voor de voeten krijgt geworpen door vrienden en collega’s en familieleden en kennissen en buren, en die je na verloop van tijd zo vreselijk gaat achtervolgen dat je hem op elk willekeurig moment van elke willekeurige passant in je leven vreest te krijgen, van de bakker tot de conducteur, van de pianostemmer tot het meisje achter de kassa bij de supermarkt, je ziet het in hun ogen, ze willen het weten: is je proefschrift al af?
‘Ik denk over een maand’, heb ik ongeveer twaalf maanden lang geantwoord.
Ik weet eigenlijk ook niet precies waarom ik dat telkens zei, want achteraf gezien was het op geen van die momenten echt realistisch dat mijn proefschrift daadwerkelijk over een maand af zou zijn. Maar het klonk goed en mensen reageerden er leuk op, met vriendelijke gezichtsuitdrukkingen en bemoedigende woorden: ‘Oh, bijna klaar dus!’ Of: ‘Nog even doorbijten, je kunt het!’
Toen ik me realiseerde dat ik niet langer op geloofwaardige wijze telkens opnieuw op de proppen kon komen met ‘ik denk over een maand’ – zelfs het kassameisje in mijn koortsdromen zou zich er niet langer door laten afschepen – bedacht ik een nieuwe tactiek om mezelf te redden wanneer mensen informeerden naar het al dan niet af zijn van mijn proefschrift: de wedervraag.
Had iemand het lef om mij met de Verboden Vraag te confronteren, dan kon diegene erop rekenen dat ik op mijn beurt, als een kaartspeler die tijdens een potje toepen na een venijnige zet van een spelgenoot met een groot gebaar een voortreffelijke kaart op tafel legt om vervolgens met een triomfantelijke blik de kring rond te kijken, een gepeperde vraag zou terugkaatsen.
‘Wat is dat eigenlijk, “af”? Wanneer kan een proefschrift daadwerkelijk als “af ” beschouwd worden? Is dat wanneer je zelf vindt dat je proefschrift af is, wanneer je begeleiders dat vinden, of zijn er objectieve criteria te formuleren? Is je proefschrift af wanneer je promotor zegt dat het goed genoeg is om doorgestuurd te worden naar de leescommissie, wanneer de leescommissie zegt dat het goed genoeg is om te kunnen worden verdedigd, of wanneer de oppositiecommissie zegt dat het goed genoeg is om je doctorstitel te rechtvaardigen?’
Ha! Daar hebben de meeste mensen niet van terug. Op dit moment in het gesprek hebben ze ook spijt dat ze de vraag gesteld hebben – maar ik ben inmiddels op stoom.
‘En dan nog wat, kan wetenschappelijk werk überhaupt ooit echt “af” zijn? Een zeer gewaardeerd collega – hoogleraar, mind you – vertelde me ooit dat we als academici in feite sowieso slechts halffabricaten produceren. Onze bevindingen zijn altijd voorlopig.
Zelfs het werk dat we publiceren in wetenschappelijke tijdschriften en daarmee aan de buitenwereld presenteren als “kennis”, is in werkelijkheid niets anders dan een momentopname binnen het eeuwigdurende proces waarbij we op basis van de gegevens die we op een zeker tijdstip voorhanden hebben zo goed en zo kwaad als het gaat een theorie opstellen, waarna we altijd weer met nieuwe gegevens kunnen worden geconfronteerd die ons nopen tot bijstelling van onze theorie, waarna we opnieuw onvermijdelijk op gegevens kunnen stuiten die ons dwingen om onze theorie verder aan te passen, enzovoorts enzoverder totdat we dood of met emeritaat gaan, en dan zullen anderen het stokje van ons overnemen, maar ook zij zullen noodzakelijkerwijs slechts producenten zijn van halffabricaten. Voor eindproducten moet je niet bij ons wetenschappers zijn.’
Eat that, kassameisje.
Enfin. Mijn halffabricaat ligt op dit moment op het bureau van mijn promotor, wachtend op zijn oordeel. Of het af is? Ik kan het niet zeggen. En ik betwijfel of u het ooit nog zult durven vragen.
Josette Daemen is promovendus aan het Instituut Politieke Wetenschap van Universiteit Leiden