Het academisch jaar loopt op zijn eind, en het zal alle eerstejaars inmiddels duidelijk zijn dat de universiteit anders werkt dan de middelbare school. Daar waren de docenten er uitsluitend om les te geven, hier is het lesgeven slechts één van de taken die ze hebben. Een groot gedeelte van de universitaire wereld ziet het onderwijs zelfs als een tijdrovende onderbreking van hun échte werk: onderzoek doen. Gelukkig zijn de studenten alweer bijna weg.
Onderzoek doen is duur. Zeker als je het een beetje leuk aan wilt pakken met promovendi en apparatuur of opgravingen of wat jouw precieze tak van wetenschap ook nodig heeft. Als je een wetenschappelijke carrière wilt, is het dus enorm belangrijk om extra onderzoeksgeld, of überhaupt onderzoeksgeld, binnen te halen. De belangrijkste bron daarvoor zijn speciaal voor dit doel in het leven geroepen beurzenverstrekkers, zoals de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek, NWO.
Kort door de bocht werkt dat zo: je bedenkt een onderzoeksvoorstel, dat stuur je op naar NWO. Die stuurt het door naar andere wetenschappers die het anoniem beoordelen, en als zij je plan goed vinden, krijg je heel misschien geld. De slagingskans was – tot grote frustratie van de wetenschappers – zo’n vijftien procent of minder, al probeert NWO dat de laatste jaren omhoog te krikken.
Impact
In 2014 kwam de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Jet Bussemaker, met een idee: een Nationale Wetenschapsagenda. De verdeling van geld moest niet alleen door de wetenschappers worden bepaald, maar door iedereen. ‘Nederlandse wetenschappers, ondernemers, maatschappelijke organisaties, betrokken burgers en de overheid maken samen de Nationale Wetenschapsagenda (…) Deze verbindende agenda voor onderzoek in Nederland kiest een beperkt aantal thema’s op basis van wetenschappelijke sterktes, maatschappelijke uitdagingen en economische kansen. Hierop bundelt het Nederlandse onderzoek zijn krachten om impact te realiseren.’
De ‘wetenschapsvisie’ waarin de Agenda werd aangekondigd, haastte zich om te zeggen dat er plek zou blijven voor onderzoek dat werd gedreven door de nieuwsgierigheid van onderzoekers zelf. Ondertussen werd er echter wel met geld geschoven naar onderzoek waar de rest van Nederland ook op zou zitten te wachten. Anno 2019 is het bedrag dat de Nederlandse overheid reserveert voor die Wetenschapsagenda opgelopen tot 108 miljoen euro.
Dat geld wordt uitgedeeld door, je verwacht het niet, NWO.
Die ‘betrokken burgers’ stuurden ruim elfduizend vragen in. Dat kun je veel vinden, of weinig. Je zou ook kunnen vermoeden dat er nogal wat vragen door wetenschappers zelf waren gesteld in de hoop hun eigen onderzoek op de agenda te krijgen (‘Is IDH1 een target voor behandeling in gliomen?’).
In elk geval had niemand bedacht dat het wel zo fatsoenlijk zou zijn om al die mensen ook antwoord te geven. Een paar onderzoekers en publicisten pakten de handschoen op, en gaven zo goed en zo kwaad als het ging antwoord op de vragen waar wat mee aan te vangen was. Onbetaald, en zonder dat zij om dat agenda-festijn gevraagd hadden.
Die vragen waren er helemaal niet om te beantwoorden. Die waren er hooguit als basis voor een ambtelijke soep die jarenlang dood mocht koken totdat alles precies hetzelfde zou smaken als we al gewend waren. Of, zoals ambtenaren dat zelf omschrijven: ‘De ruim 11.000 ontvangen aanvragen zijn teruggebracht tot 140 clustervragen, waar 25 routes doorheen zijn getrokken.’
ORCs
De grote geldbedragen binnen de Nationale Wetenschapsagenda worden nu verdeeld onder de pakkende titel ‘Onderzoek op Routes door Consortia’, kortweg ORCs. Gaan journalisten de verleiding weerstaan om daar slechte grappen over te maken? Natuurlijk niet.
Een ‘consortium’ is overigens een samenwerkingsverband met niet-universitaire clubs of bedrijven, en die opzet moet ervoor zorgen dat er buiten de ivoren torens ook iemand op het onderzoek in kwestie zit te wachten.
Vorige week werden de eerste Orc-beurzen uitgedeeld: 54 miljoen euro, plus zeven miljoen van de partners in de consortia. Vier consortia met Leidse onderzoekers zijn in de prijzen gevallen.
Looks like meat’s back on the menu, boys!
Van de meer dan driehonderd aanvragen kregen er zeventien een Orc-subsidie: een slagingskans van net iets boven de vijf procent. Geen kwaad woord over de consortia die een beurs kregen: zij hebben het spel keurig volgens de regeltjes gespeeld. Geen kwaad woord ook over NWO, dat gewoon heeft gedaan wat het ministerie wilde.
Vergiftiging
Maar dat ministerie moet zich eens goed achter de oren krabben. Niemand van die elfduizend vragenstellers heeft namelijk een vraag ingediend vanuit de gedachte: ‘Ik hoop dat er een beurs van meer dan een miljoen euro komt voor onderzoek naar het inschatten van het risico op zwangerschapsvergiftiging, want daar hebben we nu geen mechanisme voor.’
Zo’n mechanisme hadden we namelijk wel: de technologiestichting STW, inmiddels omgedoopt tot NWO-TTW. Consortia konden en kunnen daar hun onderzoeksvoorstellen-die-hopelijk-ooit-tot-een-toepassing-leiden indienen. Als je überhaupt al meegaat in de onzinnige wensgedachte dat universiteiten toepassingsgericht onderzoek moeten doen, had je die miljoenen gewoon direct moeten overboeken naar STW. Het eindresultaat was precies hetzelfde geweest. Dan hadden we het malle vragencircus, het merkwaardige wetenschapsfestival in de Maassilo eerder dit jaar en stapels papierwerk bespaard.
Wellicht ook dat dan de kans op succes niet zo schandalig laag was geweest: 95 procent van de wetenschappers schreef nu een voorstel voor Jan Lul. Nu doen wetenschappers dat wel vaker, maar dit keer moesten er ook allemaal bedrijven, goede doelen en onderzoeksinstellingen meeschrijven voor een kans in de NWO-tombola, en ook daarvan deed dus 95 procent het voor niks.
De Nationale Wetenschapsagenda was gewoon een heel omslachtige en dure manier om een nieuw NWO-loket te creëren dat niets nieuws doet. Er is echter hoop: bij de lancering werd ook aangekondigd dat de NWA elke zeven jaar moet worden geëvalueerd. Het is al bijna 2021. Nog maar heel even en de stekker kan er weer uit.
Bart Braun is wetenschapsredacteur van Mare