Columns & opinie
Wat moet je als politi­coloog nou vinden van deze uitslag?
Als politicoloog met een hartstochtelijk geloof in zowel democratie als rechtsstaat zie ik het als mijn taak om ervoor te waarschuwen wanneer ik denk dat een van beide in de knel dreigt te komen.
Josette Daemen
donderdag 30 november 2023

En dan ineens is de PVV de grootste partij in de Tweede Kamer. Wat moet je als politicoloog nou vinden van zo’n uitslag?

In eerste instantie zou je kunnen zeggen: niks. Als politicoloog moet je politieke fenomenen proberen te verhelderen, verklaren, begrijpen. Dat is iets anders dan er een waardeoordeel over te vellen.

In tweede instantie kun je ook denken: er zijn bepaalde waarden die je als algemeen gedeeld mag veronderstellen in Nederland, ook onder politicologen – misschien wel juíst onder politicologen. En vanuit die waarden mogen politicologen wel degelijk een normatief oordeel vellen over politieke verschijnselen. Mits ze bij het uitvoeren van hun empirische onderzoek naar die verschijnselen hun waardeoordelen maar zoveel mogelijk thuislaten, en mits ze bij het uiten van hun normatieve oordeel over die verschijnselen de waarden waarop ze zich baseren maar expliciet maken.

Wat zijn de waarden die je algemeen gedeeld mag veronderstellen in ons land?

Wat mij betreft zijn dat in ieder geval: democratie en rechtsstaat. Vaak worden die twee op één hoop gegooid of gepresenteerd als een package deal, en in de democratische rechtsstaat zoals wij die kennen zijn ze dat in zekere zin ook.

Tegelijkertijd denk ik dat het nuttig is om ze duidelijk van elkaar te onderscheiden. Met het woord ‘democratie’ bedoelen we dat het volk regeert. Met het woord ‘rechtsstaat’ duiden we aan dat het handelen van de overheid op de wet is gebaseerd; dat de uitvoerende, wetgevende, en rechtsprekende macht van elkaar zijn gescheiden; en dat de grondrechten van burgers zijn gewaarborgd.

Tussen democratie en rechtsstaat bestaat er geen noodzakelijke harmonie. Sterker nog, zoals de Belgische politiek filosoof Chantal Mouffe uitlegt in The Democratic Paradox: democratie en rechtsstaat worden elk gekenmerkt door een geheel eigen logica, en staan in feite juist op gespannen voet met elkaar. Bij de democratie draait het erom dat wijzelf als samenleving – als ‘volk’, om dat beladen woord toch maar weer te gebruiken – bepalen welke richting we op willen; in wat voor land we willen leven.

‘Als je niet oppast, eet de rechtsstaat de democratie leeg, maar andersom kan ook’

Over die vraag zijn we het natuurlijk nooit met elkaar eens, en daarom moeten we er binnen onze democratische instituties de strijd met elkaar over aangaan. Bij de rechtsstaat, en dan met name bij de grondrechten die daar zo’n belangrijk onderdeel van uitmaken, draait het juist om basisbeginselen die universeel zouden gelden, zoals het principe dat iedereen in gelijke gevallen gelijk behandeld moet worden, of het idee dat mensen vrij moeten zijn in hun geloofskeuze en -beoefening.

Hierbij gaat het over zaken waarover we juist níét redelijkerwijs met elkaar van mening zouden kunnen verschillen; om dat wat onbetwistbaar zou moeten zijn.

Tussen democratie en rechtsstaat bestaat niet alleen in theorie maar ook in de praktijk altijd spanning. Als je niet oppast, dan kan je rechtsstaat je democratie een heel eind leegeten. Dat gebeurt wanneer grondrechten zo ruim geïnterpreteerd worden dat ze eigenlijk nog maar één politieke koers toelaten; wanneer er zo veel regels in internationale verdragen worden vastgelegd dat er helemaal geen ruimte overblijft voor nationale zelfbeschikking; wanneer mensen zo vaak te horen krijgen: ‘maar over dit punt valt redelijkerwijs gewoon niet te twisten!’ dat elke democratische discussie in de kiem wordt gesmoord.

Omgekeerd kan je democratie ook je rechtsstaat opeten. Dat gebeurt wanneer eenmaal verkozen leiders zich al te veel gaan bemoeien met de benoemingen en uitspraken van rechters, zodat de rechtspraak niet langer onafhankelijk is; wanneer de democratische meerderheid al te veel gaat zitten tornen aan de positie van minderheden, zodat zij hun rechten niet meer zeker zijn; wanneer ieder ethisch principe onderhandelbaar wordt, zodat zelfs de meest immorele gekkigheden uiteindelijk als optie op tafel kunnen komen te liggen.

Als politicoloog met een hartstochtelijk geloof in zowel democratie als rechtsstaat zie ik het als mijn taak om ervoor te waarschuwen wanneer ik denk dat een van beide in de knel dreigt te komen.

Op het moment dat de verkiezingen worden gewonnen door een partij die al zeventien jaar lang onomwonden duidelijk maakt volstrekt geen boodschap te hebben aan zowel het gelijkheidsbeginsel als de vrijheid van godsdienst, twee van de meest fundamentele grondrechten die we hebben, wil ik er dan ook geen enkel misverstand over laten bestaan: als je niet oppast, dan lust je democratie je rechtsstaat rauw.


Josette Daemen
is promovendus aan het Instituut Politieke Wetenschap van Universiteit Leiden