Hij zou eens poolshoogte moeten nemen. Orde op zaken stellen, dat soort dingen. Hij schoor z’n grauwe stoppelbaardje glad, spoot wat suikerbietextract in zijn nek en daalde in bescheiden ornaat af naar het Torentje.
Kwalders en Bromzicht hadden aldaar de meeting laten stuklopen op de vraag of ze geen ander woord voor meeting konden bedenken. Zolang de heren kissebisten, gooiden Jezieldus en Vohn deere Plas een plastic piepbotje over. Absurd tijdverdrijf, ware het niet dat er een dolblij schoofhondje tussen hen heen en weer rende. Ware Hollandsche gezelligheid, totdat een onverwachts hoog heerschap ze allemaal de spraak benam. De vier baasjes wisten niet waar ze het hebben moesten, en struikelden, en stribbelden, en strompelden de kamer uit. Het schoofhondje was thans volledig aan z’n lot overgelaten.
‘Fraai is dat jongen’, donderde zijn stem ergens tussen bits en vaderlijk. ‘Ik schenk je regenbogen aan tulpenvelden, en binnen een jaar heb je de wortels afgesneden.’ De oren van het schoofhondje vielen als natte dorito’s terneer op z’n koppie.
‘Nou? Zopas was het nog een en al malligheid. Waarom knijp je m’n zielenlichters zo uit? En nu zit ík weer met dezelfde betogen van dezelfde mensen in dezelfde kranten, fraai is dat!’
Verschrikt keek het schoofhondje op. Nu zag hij voor het eerst de vreze des vaderlands in levenden lijve, ja het was hem echt, de God van Nederland. Hij had een soort koeienhuid waarop alle pigmenten vertegenwoordigd waren, en in zijn ogen daagden en vervaagden duizenden, of misschien wel honderdduizenden, schreeuwende schimmen.
‘De staatsbegroting, w-we moesten wel bezuinigen, en het hoger onderwijs is een kostenpost waar…’, begon hij binnensmonds te keffen.
‘Geen banaliteiten jongen, ter zake’, luidde de barse onderbreking. Niemand wist precies wat het was, maar ergens vond het schoofhondje branie, alsof-ie eindelijk voor het eerst zelf iets zeggen zou. Hij zette z’n bips er goed voor neer.
‘Mijn missie is niet alleen het Nederland van nu, maar ook het Nederland over vijftig jaar. Een middelbare scholier heeft zes jaar Frans nodig om een baguette te kunnen bestellen en kan nauwelijks Beekse Bergen van Bergen-Belsen onderscheiden. En met AI hoeft dat allemaal ook niet meer, mits wij de pretstudies op alle universiteiten verdringen voor de vorming van de nieuwe mens, de gebruiksmens.
Zijn verlangens, zijn kennis en zijn gevoelens zijn volledig afgesteld op de content en functies van applicaties; hij moet in zijn geheel via het hoger onderwijs gemodelleerd worden, geperst, en verhard, precies in de vorm van zijn technische hoedanigheid als gebruiker. Zijn leergang zal aanvoelen als een gamesimulatie: de schijn van keuzevrijheid, boordevol dopaminekicks, gedreven door scores en levels. Dit zal hem de denkbeeldige voldoening geven, heerser te zijn van alle culturen. En we geven dit heilsbeleid de stijlvolle titel van academisch functionalisme. Daar wil mijn kabinet heus wat hobbyisme voor opofferen.’
Geestelijke armoe
Er viel een stilte van een duur die je liever niet telde, totdat de God van Nederland sprak met een miljoenenvolume. ‘Zie de dwaas! Kijk eens in de hutten van de wilden na een dag jagen en verzamelen, en aanschouw daar, want er is niets om naar te luisteren, de sombere leegheid van hun stompzinnige uren van stilzwijgen. Ze hebben hun dagelijkse gebruiksfuncties voltooid, en vervallen in tergend nietsdoen, omdat ze geen originele gedachten, geen wonderlijke vragen, geen schone kunsten, niets van dat alles verinnerlijkt hebben. Het enige verschil met die gebruiksmens van jou, is een Netflix-account. De geestelijke armoe is hetzelfde. Maar míjn zielenlichters komen met een antwoord, ze vinden hun epos, eerst deze maand nog wat stoom eraf, dan is er de ruimte voor een getuigenis. Geen gelikte of hanige poeha, maar een bezielde demonstratie die de mensen verbluft en bewijst dat waardering de weerstand is van alle waarden. Ils maintiendront.’
Het laatste wat je hoorde was het geluid van een staart, die tussen de benen viel.
Henrik Laban studeert Neerlandistiek