‘Welke vier argumenten geeft Huppeldepup over subtheorie B in haar artikel over de epistemologie van blablabla?’
‘Leg elk onderdeel en variabel in deze grafiek uit.’
‘Was kolonialisme: a) fantastisch voor integratie in de wereldeconomie b) DIEPGAAND DESASTREUS of c) met goede intenties van lieve Europeanen?’
Superspecifiek, superbreed en/of supersimpel. Dat zijn de drie smaken tentamens die ik voorgeschoteld krijg bij mijn studie. Van de locatie, tot de ongelinieerde toetsblaadjes, tot de spelfouten en de waardeloze formatting, ik heb intussen echt een hekel gekregen aan tentamenperiodes.
Ik krijg al hartkloppingen als ik me aanstaande maandagochtend inbeeld. Dat ik in een zaal met een luid tikkend dak me pagina 48 van een artikel over de sociologische theorie achter infrapolitiek voor de geest probeer te halen, terwijl ik helaas niet ben gezegend met een fotografisch geheugen.
En dat mijn gedachten dan worden verstoord door de mededeling dat ik nog een halfuur heb om te plassen, postuum een mentale fotokopie van de juiste alinea te ontwikkelen en hier een logisch verhaal op een gekadreerd wit vlak over neer te pennen. En dan in een volgestouwde tram terug naar mijn kamertje, press repeat voor de volgende dag.
Vroeger vond ik deze omstandigheden echt prima. Op de middelbare school vond ik toetsweken stiekem zelfs heel relaxed. Toen je nog het hele jaar bij de hand werd genomen en stap voor stap de leerstof voorgekauwd kreeg. Toen het door oefentoetsen en eindeloze besprekingen duidelijk was wat ze van je verwachtten. Natuurlijk waren er ook docenten die dit niet deden, maar dan werd er volop geklaagd en andere docenten om raad gevraagd.
Toetsweken waren voor mij een soort halve vakantie. Ik studeerde een dag van tevoren een beetje, en dan kwam het vaak vooral neer op mijn argumentatievermogen. Ik excelleerde in proefwerken, maar kan niet hetzelfde zeggen over tentamens.
Op de universiteit hebben docenten nauwelijks verplichtingen of verwachtingen om leerstof en tentamens behapbaar te maken. Vooral bij een opleiding met docenten uit alle hoeken van de wereld, lopen de meningen en eigen ervaringen over toetsstandaarden erg uiteen. Zo heb ik een docent gehad die “niet gelooft in cijfers” (directe quote) en ons een brugklasniveau meerkeuzetoets gaf (ik klaag niet: makkelijkste 9 ooit).
Een andere docent had duidelijk een achtergrond in International Baccalaureate, en gaf ons een toets met drie bronnen met elk precies dezelfde vragen, waarbij ze wel elke keer een totaal ander antwoord verwachtte. Je kan al raden welke kleine groep studenten dit format kende en het tentamen wél had gehaald.
Hoe graag ik het ook zou willen, alleen papers en projecten als afsluiting van een vak zijn niet genoeg. Weinig normale studenten zouden om negen uur naar een hoorcollege komen als er geen consequenties aan verbonden zaten. Daarnaast moet er natuurlijk wel iets van toetsing zijn, dus we kunnen tentamens niet helemaal afschaffen.
Kan er alleen niet meer worden nagedacht over alternatieven, zoals open-boek- of essay-stijl-tentamens? En zo niet, dan smeek ik om iets meer standaardisering, want telkens gokken of je alleen de slides uit de hoorcolleges moet leren of juist in plaats daarvan vele pagina’s aan artikelen moet ontleden, voelt intussen als een potje roulette. Niet erg academisch.
Zahra Menguellati is student International Studies