‘Sigarettendrones’ moeten rookprobleem UvA oplossen’, kopte een nieuwsbericht dat ik twee weken geleden tegenkwam op Facebook. In het deel van mijn brein dat ik heb gereserveerd voor trauma’s en koortsdromen omtrent slimme camera’s en andere potentieel totalitaire tech-fenomenen, gingen alle alarmbellen rinkelen. Met verhoogde hartslag las ik verder.
‘De UvA start met een proef waarbij intelligente drones worden ingezet om het rookverbod op de campus kracht bij te zetten. De drones detecteren sigarettenrook en kunnen op basis van actuele windmetingen, geo-fencing technologie en gezichtsherkenning bepalen waar en bij welk target de rook precies vandaan komt. De proef is onderdeel van een grotere campagne van de UvA om het roken op de campus uit te bannen.’
Mijn furieuze tweet stond al klaar; de vlammende column had ik in gedachten al geschreven – tot mijn oog viel op de plaatsingsdatum van het UvA-bericht: 1 april.
Een mengeling van opluchting, schaamte, en recalcitrantie overviel me. Opluchting, dat het nep was, van die sigarettendrones. Schaamte, dat ik me door de communicatieafdeling van de UvA bij de (toch behoorlijk gestudeerde) neus had laten nemen. Maar er was dus ook een pedant stemmetje in mijn hoofd dat opmerkte dat het weliswaar een grap was, ditmaal, maar toch: ‘Het had waar kúnnen zijn!’ Niets menselijks is mij vreemd, zo blijkt maar weer.
Toch even ter verdediging van dat stemmetje. Sigarettendrones passen prima in het rijtje van classroomscanners, surveillancewebcams en andere technologische controletoepassingen die we de afgelopen jaren binnen en buiten de universiteit zijn tegengekomen. En met een beetje gevoel voor drama (en dat heb ik) zou je kunnen zeggen dat ze tevens uitstekend aansluiten op een trend van ‘Healthy University’-initiatieven, wrevel over sigarenrook op een schilderij in het Academiegebouw, en de afkondiging van een campusbreed rookverbod drie jaar geleden.
Dat verbod handhaven universiteiten overigens op last van de overheid, die roken in toenemende mate in de ban doet. In februari plaatsten onze zorgministers, zorgverzekeraars, gemeenten en gezondheidsdiensten nog hun handtekening onder het ‘Gezond en Actief Leven Akkoord’. Daarmee zetten ze een tandje bij na de eerdere lancering van het ‘Nationaal Preventieakkoord’.
Een van de doelen: het bereiken van een ‘rookvrije generatie’ in 2040. Per 1 april gingen daartoe de accijnzen op rookwaren opnieuw omhoog: een pakje sigaretten kost nu gemiddeld €9; shag €14. Wie hoopt dat ook dit een datumgerelateerd gebbetje is, zal het lachen snel vergaan: op het ministerie doet men niet aan grappen.
Zelf rook ik niet, maar ik moet toegeven: telkens als ik het woord ‘Preventieakkoord’ hoor, voel ik een haast onweerstaanbare neiging om vandaag nog te beginnen.
Begrijp me niet verkeerd: ik vind het goed wanneer de staat zich inspant om een gezondere leefomgeving te creëren, om te voorkomen dat mensen verslaafd raken aan drank en drugs, en om het makkelijker en goedkoper te maken om gezond te eten en lekker te bewegen.
Nog liever zou ik zien dat we de wereld überhaupt iets minder kut inrichten (ik weet dat dit veel gevraagd is) zodat mensen zich niet langer genoodzaakt voelen om hun geesten te verdoven met allerhande middelen die het leven tijdelijk wat draaglijker maken: dat we niemand laten leven in armoede met alle stress die daarmee gepaard gaat; dat we een einde maken aan onze obsessie met productiviteitsgroei en de gekmakende ratrace die daarbij hoort; dat we onszelf bevrijden van dogma’s en ideaalbeelden die ons constant het gevoel geven tekort te schieten.
In dit verband biedt schrijver en publicist Marian Donner een interessant perspectief. Met haar Zelfverwoestingsboek schreef ze een verfrissende tegenhanger van alle zelfhulpboeken – én cursussen én TED Talks én overheidscampagnes – die ons aansporen om een betere versie van onszelf te worden. Een succesvollere, gelukkigere, positievere, en, jawel, gezondere versie van onszelf. Juist zulke opgelegde idealen, zo stelt Donner, bezorgen ons al die burn-outs en depressies.
En dus roept ze ons op ‘om strengheid te vervangen door vergevingsgezindheid, om te falen, ongezond en lelijk te zijn, om af te wijken van de norm, en zo een systeem te ondermijnen dat ons allemaal naar beneden haalt. Door te stinken, drinken, bloeden, branden en dansen!’
Vanuit dit oogpunt ziet het opsteken van een rokertje er plotseling uit als een welkome daad van verzet.
Van mij hoeft er geen rookvrije generatie te komen. Een verslavingsvrije generatie – of iets wat daar een beetje bij in de buurt komt – is goed genoeg. Laat mensen van welke generatie dan ook voor de rest lekker zelf bepalen wat voor verhouding ze willen tussen gezondheid en genot, tussen matigheid en liederlijkheid, tussen pompen in de sportschool en slempen op de dixo. Santé!
Josette Daemen is promovendus aan het Instituut Politieke Wetenschap van Universiteit Leiden