Mijn collega’s hadden een oefenverdediging voor me georganiseerd, en ook mijn paranimfen waren uitgenodigd. Voor lezers die niet weten wat dat zijn, paranimfen: zo heten de twee kompanen die de promovendus flankeren tijdens het verdedigen van het proefschrift, klaar om bij te springen in het geval dat de kandidaat het te kwaad krijgt.
Omdat dat laatste doorgaans niet gebeurt (schreef ze in een aandoenlijke poging om zichzelf gerust te stellen), vervullen paranimfen in de praktijk vooral een ceremoniële rol.
De mijne nemen hun taak echter zeer serieus, en ze wilden dan ook graag deelnemen aan het rollenspel waarbij ik met een groep collega’s mijn verdediging zou oefenen. En dus stonden mijn paranimfen netjes met mij op het afgesproken tijdstip voor de draaideur van het universiteitsgebouw in Den Haag waar de exercitie zich zou voltrekken.
Alleen: sinds de recente aanscherping van het universitaire securityregime kom je op de Haagse campus alleen nog maar binnen op vertoon van je LU-card, en gaan de poorten in principe niet open voor gasten van buiten. Althans, niet wanneer men heeft nagelaten om de gasten van tevoren aan te melden.
Ik had nagelaten om de gasten van tevoren aan te melden.
‘Dat had u wel moeten doen’, zei de portier streng. Ik sloeg mijn ogen neer. Schuldbewust, leek het vermoedelijk. In feite was het uit schaamte. Schaamte tegenover mijn paranimfen, welteverstaan.
Ooit hadden we nog samen politicologie gestudeerd aan deze universiteit. Onbezorgder tijden waren het. Tijden waarin je je LU-card niet nodig had voor dingen. Niet om te printen, want dat ging met papieren printkaartjes die je moest kopen met je chipknip. Niet om toegang te krijgen tot de faculteit, want die kon je gewoon binnenwandelen alsof het een buurthuis was. Wel om binnen te komen bij de NEXT, trouwens, al keken zelfs daar de uitsmijters in de nachtelijke uurtjes nog wel eens door de vingers wanneer je je universiteitspas was vergeten.
Toegegeven, ook de bewakers van het Haagse universiteitsgebouw waren uiteindelijk coulant. Mijn paranimfen mochten naar binnen, op voorwaarde dat ze hun contactgegevens achterlieten, hun vingerafdrukken afgaven, en plechtig beloofden om hun eerstgeboren nakomelingen te zijner tijd af te staan aan het college van bestuur. Mogelijk verzin ik die laatste twee dingen erbij voor het dramatisch effect, maar alsnog zat het mij niet lekker dat de ontvangst van mijn oude vrienden op de universiteit, hun eigen alma mater nota bene, met voorwaarden en wantrouwen werd omkleed.
Ik ben niet de enige die zich onprettig voelt bij het verzwaarde veiligheidsprotocol op Campus Den Haag. In een open brief aan het universiteitsbestuur roept een groep studenten, alumni en medewerkers op tot beëindiging van de LU-cardcontroles en opheffing van nog een paar andere ingrepen die de universiteit de afgelopen maanden heeft gedaan in de naam van ons aller ‘security’.
Ik hoop dat het college gehoor zal geven aan de oproep. Gewoon omdat het nieuwe deurbeleid niet past bij het soort instituut dat Universiteit Leiden wil zijn. Geen Praesidium Securitatis, maar een bolwerk van de vrijheid. Geen bewaakte vesting, maar een open huis voor studenten en staf. Geen schuilplaats voor bange mensen, maar een plek waar men niet terugdeinst voor een beetje wrijving.
En al helemaal niet voor twee paranimfjes zonder LU-card.
Josette Daemen promoveert aan het Instituut Politieke Wetenschap van Universiteit Leiden