‘Het kabinet vindt dat er meer promovendi moeten komen. Maar legt niet uit waarom dat nodig is. Het beleid is nergens op gebaseerd. Als je er meer wilt, kijk dan eerst eens goed naar het vergroten van het succes van de huidige lichting. Ondersteun buitenpromovendi bijvoorbeeld beter. Dat is een grote groep die vaak naast de universiteit bungelt. Het gaat om ongeveer 10.000 mensen: de helft van alle promovendi. Als je hen hulp biedt, halen ze een stuk makkelijker de eindstreep.’
Charlotte de Roon (27) studeerde bestuurskunde en psychologie in Leiden. Bij de Campus Den Haag promoveert ze op een onderzoek naar politieke jongerenorganisaties. En sinds vorige maand is ze voorzitter van het Promovendi Netwerk Nederland (PNN).
Dat worden drukke tijden. Belangrijk punt van zorg: de mogelijke komst van de promotiestudent, het plan van minister Bussemaker om promovendi voortaan een studiebeurs te geven in plaats van een betrekking (zie ook p.4)
‘Wat mij het meest tegen de borst stuit’, zegt De Roon, ‘is het gebrek aan waardering. Promovendi zijn werknemers die heel veel bijdragen aan het welzijn van de universiteit. Zij worden gedegradeerd tot student met een beurs. Het is echt een grote beslissing om dat mogelijk te maken. De universiteitsraad moet dat tegen kunnen houden. Maar in het voorstel van Bussemaker staat niet eens duidelijk of de medezeggenschap adviesrecht heeft over het hele plan. Dat moet eerst eens helder worden.’
De kans dat politici een stokje voor het bursalenplan steken, is klein. Het is namelijk een Algemene Maatregel van Bestuur: een uitvoeringsbesluit waarvoor instemming van de Eerste en Tweede Kamer niet nodig is. Toch zijn er twijfels bij veel parlementariërs en senatoren, ook bij Bussemakers eigen PvdA. De Roon: ‘De studentpromovendus heeft geen sociale zekerheid. Dat is een heikel punt. We wachten met smart op de antwoorden op de Kamervragen.’
Vorige week bleek uit onderzoek van het Hoger Onderwijs Persbureau dat slechts tien procent van de promovendi binnen de vier jaar het proefschrift afrondt. Na zeven jaar is tweederde klaar en een groot deel komt nooit aan de verdediging toe. De Roon: ‘Er zijn veel redenen waarom mensen afhaken. Je kunt dat niet alleen op de begeleiding van hoogleraren gooien. Het moet wel makkelijker worden om een klacht in te dienen. Promotoren hebben nu veel rechten, promovendi hebben vooral de plichten. Maar het is heel lastig om te klagen over je promotor. De Universiteit Leiden stelt nu twee begeleiders aan. Dat scheelt al. Dan kun je ook eens met een ander sparren. Ik hoop dat andere universiteiten dat ook gaan doen.
‘Niet elk promotietraject verloopt verschrikkelijk. Uit onderzoek van het Rathenau-instituut blijkt dat tien procent van de promovendi de begeleiding een onvoldoende gaf. Daar waren we best opgelucht over.’
Een ander aandachtspunt is de matige aansluiting op de arbeidsmarkt. Na de promotie is er vaak geen plek in de wetenschap. ‘Promovendi weten niet altijd wat ze zelf waard zijn. Je doet naast het onderzoek veel voor het bedrijfsleven nuttige vaardigheden op. Je geeft onderwijs, leert organiseren en analyseren. De personal branding van promovendi laat nog wel eens te wensen over. Maar aan de andere kant moeten bedrijven zich ook niet blindstaren op het specialistische onderzoek dat is gedaan. Via PNN kan een promovendus een tijdje aan de slag bij een bedrijf. Om daar een paar maanden een klus aan te pakken. Dan breng je die twee werelden dichter bij elkaar.’ VB