Mag ik je een verhaal vertellen? Vijfentwintig jaar geleden bezocht ik de hellingen van de vulkaan Merapi in Yogyakarta (Indonesië) als deel van een groep aardwetenschappers uit heel Europa die onderzoek deden naar de voorspelbaarheid van vulkanen. Ik was pas afgestudeerd als geoloog en stond voor het eerst oog in oog met de Merapi (de ‘rode berg’), een van de meest actieve vulkanen ter wereld. Deze ontmoeting veranderde mij als wetenschapper en gaf me een geheel nieuwe kijk op kennis, de relatie tussen mens en milieu en de wereld in het algemeen.
Het is het het jaar 2000. Na een schokkende ontmoeting met een groep vleermuizen zit ik buiten voor een van de grotten in de hellingen van de Merapi. Naast me zit een lokale dukun (genezer in het Bahasa Indonesia). Ze is rond mijn leeftijd en we leren met elkaar te communiceren zonder gemeenschappelijke taal. Zij doet mij na terwijl ik de vleermuizen nadoe die zojuist tegen mijn gezicht aan vlogen.
Tien jaar later zitten we samen bij het geologisch station van de Merapi (aan de voet van de vulkaan). Ik heb ondertussen Bahasa Indonesia geleerd, zij Engels, en we kletsen wat over geluiden: het geluid van vogels, het geluid van rotsen, het geluid van vuur. Ze vertelt me dat ze tijdens ons eerste bezoek de Merapi niet meer kon horen.
Meer-dan-menselijk
‘Wat bedoel je?’ vraag ik, en ze legt uit dat het geluid van onze woorden zo oorverdovend, zo overweldigend hard was, dat er geen gesprekken meer gevoerd konden worden tussen de vulkaan en de andere wezens in de omgeving. Het gaat om eeuwenoude gesprekken, benadrukt ze. Ik realiseer me dat de talen van de wetenschap toch niet zo universeel zijn.
Ik herinner me de hellingen van de Merapi als weelderige gebieden zonder hemel waar verschillende soorten voortdurend om zuurstof strijden en het niet uitmaakt hoe ver of hoog je klimt, want de bomen winnen altijd. Door de jaren heen ben ik regelmatig teruggekeerd naar de Merapi en die herinneringen aan dichtbegroeide gebieden en botsingen tussen verschillende soorten voelen nu als een verre droom. Vandaag de dag wordt het landschap van de Merapi gekenmerkt door een heel ander verschijnsel: de mijn. Mijnbouw is een van de grootste aanjagers van klimaatverandering en verdrijft al tientallen jaren mensen uit hun woonomgeving. Hoe is het zover gekomen?
In 1875 kwam het Nederlandse koloniale bestuur in Indonesië met een wet waarin de staat eigendom opeiste van alle bossen, circa 70 procent van de archipel. Die wet is tot op de dag van vandaag onveranderd gebleven vanwege politieke en zakelijke belangen. In ons rapport stond dat de gebieden binnen een straal van 7 km rond de krater beter in kaart moesten worden gebracht en gecoördineerd door de bevoegde autoriteiten; instanties die doof zijn voor de geluiden van de Merapi: voor zijn genezers, beschermers en het meer-dan-menselijke. Bestaande kennis en plaatselijke politiek werden genegeerd in onze onderzoeksrapporten, wat bijdroeg aan het landjepik door mijnbouwbedrijven. Dit had rampzalige gevolgen: intensievere mijnbouw zorgde voor meer aardbevingen in de regio en een verhoogde uitstoot. De Merapi werd hierdoor nog onvoorspelbaarder dan voorheen.
In 2013 breng ik wederom een bezoek aan de Merapi op weg naar de noordoostelijke Indonesische eilanden. Mijn vriendin, de genezeres, vertelt me dat we niet meer bij het geologische station kunnen komen: het hele landschap is veranderd. Boos en gefrustreerd klaag ik over het verlies aan vegetatie, het verlies aan grond, het verlies aan biodiversiteit; zij klaagt over de ontheemding van de bevolking. De rode reus is van slag en wordt alsmaar onvoorspelbaarder. Plotseling besef ik dat onze onderzoeksethiek verder reikt dan de theorie.
De lichamen van kennis waar we als instituten, disciplines en vakgebieden aan meebouwen, klinken soms oorverdovend en produceren een soort ‘witte ruis’ die het geluid van de bestaande kennis overstemt. De wetenschappelijke kennis beschikt over institutionele macht als geen ander omdat ze beweert volkomen los te staan van ideologie, religie, cultuur en zelfs geografie. In de woorden van Jamaicaanse schrijver en filosoof Sylvia Wynter: onze kennis huist in overheersingsmodellen die een soort hypermasculien positivisme in stand houden. Zulke kennismodellen zijn beter afgestemd op bedrijven en overheden dan op kleinschalige volksinitiatieven.
Alle grote namen in de aardwetenschappen waren immers bevoorrechte mannen met een bepaalde ideologie, religie en cultuur die uit specifieke geografische gebieden afkomstig waren. Bovendien liep de ontwikkeling van wetenschappelijke kennis en technologie parallel aan koloniale projecten, waarbij vaak geprofiteerd werd van inheemse kennis en theorieën. Eeuwenlang hebben deze vormen van epistemische onteigening en discriminatie technologische vooruitgang gefinancierd en academici plukken hier nog steeds meer de vruchten van dan lokale gemeenschappen. We mogen niet langer de ogen sluiten voor de geschiedenis van onze wetenschappelijke kennis, want deze kennis zit vol hiaten, stiltes en blinde vlekken.
De belofte van Nederland en heel Noord-Europa om de uitstoot te verminderen hebben we mede te danken aan de winning van nikkel, lithium en andere mineralen die worden gebruikt in de accu’s van elektrische auto’s en andere elektronica. Een belofte die ten koste gaat van lichamen die worden uitgebuit omdat ze afhankelijk zijn van ambachtelijke mijnbouw, dwangarbeid en milieuvervuiling. Deze lichamen (zowel menselijke als meer-dan-menselijke) zuchten onder de grondstoffenparadox en worden opgeofferd ten behoeve van slechts een klein deel van de wereld. Als onze kennis los blijft staan van de historische achtergronden van onze vakgebieden, de politiek van kennisproductie en de politiek in de praktijk, houden we dit soort onrechtvaardigheden alleen maar in stand.
Door de jaren heen heb ik verschillende disciplines, vakgebieden en onderwerpen bestudeerd, op zoek naar manieren om bewuster in de wereld te staan. Ik blijf mezelf eraan herinneren dat onze onderzoeksethiek verder reikt dan het veld, het lab, het klaslokaal of de thuisomgeving. Ik blijf samenwerken met anti-mijnbouwnetwerken in Indonesië en met studenten- en personeelsverenigingen en groepen die zich inzetten tegen discriminatie en onrecht binnen en buiten Leiden. Dat doe ik omdat het mijn plicht is als wetenschapper. Ik kan niet blijven doen alsof onze kennis en instituten apolitiek, ahistorisch en onpartijdig zijn. Ik heb gezien wat het gevolg is van stilte: het helpt de machtigsten vooruit, ten koste van de rest.
Tijdens een les over extractivisme vanuit een kritisch politiek-ecologisch perspectief vraagt een van mijn bachelorstudenten: hoe kunnen we zulke grote gebieden, zulke grote groepen mensen opofferen voor de belangen van enkelen? Een andere student vraagt: hoe lang zal het duren voordat we de wereldwijde gevolgen van onze levensstijl gaan voelen?
Elena Burgos Martinez is milieu-antropoloog en politiek ecoloog werkzaam bij het LIAS (School of Asian Studies) waar ze doceert en onderzoek doet in samenwerking met eilanden in Azië en Oceanië.