Er zijn weinig dingen moeilijker dan het besluit nemen om ergens mee te stoppen. Stoppen betekent opgeven. Gefaald hebben. Tijd en moeite in een activiteit gestoken hebben om er onverrichter zake van weg te lopen. Soms komen er problemen met contracten en beloften bij kijken, altijd komen er teleurgestelde mensen bij kijken. Stoppen is wat losers doen.
Zo’n loser was ik deze maand. Ik zat tegenover mijn begeleider in een stagevoortgangsgesprek. Ze vroeg me wat ik tot nu toe van de stage vond – nog net geen ‘hoe vind je zelf dat het gaat?’ Het ging niet goed. Ik was begin september begonnen en er al vrij snel achter gekomen dat het soort werk dat ik moest verrichten niets voor mij was. Dat vertelde ik haar ook. ‘Dat klinkt niet heel positief’, antwoordde ze. Ik waardeerde haar woordkeus.
Ik voelde me in deze rol bij deze organisatie zo slecht op mijn plaats dat ik het liefst weg wilde, maar dat voelde als iets ver beneden mijn stand. Dus spraken we af dat ik een paar dagen zou nadenken over hoe we verder konden gaan.
De paar keer in mijn leven dat ik een soortgelijk besluit heb genomen staan nog helder op mijn netvlies. Zo ben ik een keer weggelopen van de introductieweek van een roeivereniging waar ik net lid van was geworden. We sliepen daar met alle feuten in een loods en elke ochtend werden we door schreeuwende ouderejaars wakker gemaakt om binnen een minuut in een rij paraat te staan. Wanneer dat iemand niet lukte, werd hem een schoen of een ander kledingstuk afgepakt voor de duur van de ochtendgymnastiek.
De rest van de dag moesten we door hoepels springen, koprollen maken en bovenal het bestuur van de vereniging vereren. En daar heel veel alcohol bij drinken, natuurlijk. Ik was achttien, maar voelde me veel te oud voor die onzin. Ik heb toen na een paar dagen mijn spullen gepakt en ben naar huis gegaan, en heb de rest van het jaar dreigmails over en weer gestuurd met de penningmeester, omdat we enigszins van mening verschilden over mijn plicht om contributie te betalen.
Een paar jaar daarvoor dacht ik dat het een goed idee was om een bijbaantje in de horeca te nemen. Ik deed mijn best, maar kwam er al snel achter dat ik duidelijk niet op aarde was om dienbladen te tillen. Urenlang vriendelijk lachend dezelfde grappen aanhoren bleek ook niet een van mijn sterkste punten. De keuze om er een punt achter te zetten werd ook in dit geval verrassend snel genomen.
Dat is ook wel eens anders gegaan. Toen ik begon aan mijn studie geschiedenis had ik al voor de eerste tentamens door dat de opleiding niets voor mij was, maar omdat ik nu eenmaal begonnen was besloot ik de hele studie ook maar af te maken. Toen ik later een programma van 85 studiepunten in één semester samenstelde en dat toch wel erg veel bleek heb ik er geen seconde over nagedacht om een paar vakken te laten vallen, want zo iemand was ik toch niet?
Dit alles speelde door mijn hoofd toen ik een paar dagen later opnieuw tegenover mijn stagebegeleider zat. Mijn eigen minachting voor opgevers had me de weken daarvoor belemmerd om een einde aan de stage te maken, maar nu besefte ik dat het nog veel idioter was om nog maanden te blijven hangen bij een stage waar ik weinig uit haalde.
Misschien is het ook wel een kunst om op tijd door te hebben dat iets voor jou niet weggelegd is en het bijltje er bij neer te durven gooien. Ik vind mezelf nog steeds een loser. Maar wel een slimme.
Marit de Roij is student geschiedenis en Russische studies