Wat kun je als student beter doen: je klem zuipen of je grondig voorbereiden op de toetsweek? Daarover doen tegenstrijdige berichten de ronde. ‘Maak gebruik van deze periode om uit te gaan als een beest’, adviseerde Tom Lanoye (1958) twee weken geleden in Mare. ‘Haal nachten door. Leef, in godsnaam. En lees, dat ook. Word wakker en lees!’
In hetzelfde nummer was ook het tegenovergestelde geluid te horen. Het kwam van Pieter Barnhoorn, een docent huisartsgeneeskunde, die in een ‘commissie professioneel gedrag’ zit van het Leids Universitair Medisch Centrum.
Barnhoorn, zo’n twintig jaar jonger dan Lanoye, is bezig een rapport te schrijven waarin vreselijke misstanden aan de kaak worden gesteld: studenten beginnen hun e-mails bijvoorbeeld soms met ‘Beste’, zo heeft hij ontdekt. Als we zo beginnen is het einde van de beschaving nakend: ‘Ik heb immers niet met je in de zandbak gespeeld. Als je iemand niet kent, begin je een mail met “Geachte.”’
Barnhoorn lijdt zelf enorm onder dit wangedrag van de jeugd van tegenwoordig, al probeert hij er het beste van te maken: ‘Als ik dit soort mails krijg, dan tel ik eerst tot tien, zing een psalm en wacht even tot de adrenaline weggeëbd is. Dan stuur ik een antwoord.’ Omdat hij niet aan het psalmodiëren kan blijven, pleit Barnhoorn ervoor dat studenten ‘vroeg in hun studie een document krijgen waarin staat hoe je een correcte mail opstelt’. Of anders dat er een cursus e-mail schrijven komt voor eerstejaars.
Het zijn twee werelden – die van de man die vindt dat je Louis Couperus en Hugo Claus moet lezen, en die van de man die meent dat er een college moet worden gewijd aan het feit dat de ‘onderwerpregel’ van een e-mail niet leeg mag blijven.
Waar Barnhoorn al zijn wijsheid over hoe een e-mail in elkaar moet zitten vandaan heeft, is trouwens een raadsel. Dat je eerst moet controleren of je met iemand in de zandbak hebt gespeeld voordat je beste mag schrijven, waar staat dat?
Natuurlijk is het belangrijk als artsen iets begrijpen van communicatie met hun patiënten. Bij het LUMC schort daar ook af en toe nog wat aan. Enkele jaren geleden ging mijn Italiaanse vrouw –die vloeiend Nederlands en Engels spreekt – voor een consult naar dat ziekenhuis, waar de dienstdoende arts-assistent erop stond om in het intieme gesprek Italiaans te spreken omdat ze het zo leuk vond om dat te oefenen, en ook haar rapport in gebrekkig Italiaans schreef, ondanks een verzoek om het op te stellen in een taal die zij beter beheerste. Het resultaat was zo erbarmelijk dat het nauwelijks te begrijpen was.
Maar de oplossing voor dit soort problemen is niet gelegen in een document met regels, of in een extra college e-mailetiquette. Studenten moeten leren schrijven, kunnen praten – niet door wat regeltjes op te lepelen maar door te begrijpen dat ze een mens voor zich hebben. En dat je met zo iemand moet praten. De belangrijkste regel voor succesvolle communicatie is: leef je in de ander in, begrijp wie je voor je hebt.
En die regel kunnen we onze studenten niet bijbrengen in extra colleges. Er bestaan maar twee methoden voor: door te leven en zo met veel mensen te praten. En, beter nog, door heel veel te lezen. Word wakker, geachte heer Barnhoorn, en lees!
Marc van Oostendorp is hoogleraar fonologische microvariatie