Op mijn middelbare school kregen de meisjes zelfverdedigingsles. Daar leerden we hoe je een gemeen knietje moet geven, hoe je duidelijk ‘nee’ zegt tegen mannen die in de trein steeds dichter tegen je aan komen zitten (niet vragen of hij weg wil gaan, maar zeggen dat hij weg móet gaan), en dat je, als je op de fiets zit, je kan doen alsof je iemand belt. Ik kende iemand die haar telefoon was vergeten, en dus maar luid pratend een Pritt Stick tegen haar oor hield. Nu kan je daar 95 euro boete voor krijgen.
Allemaal met hetzelfde idee: verkrachtingen, aanrandingen, en ander seksueel geweld worden veroorzaakt door enge mannen in steegjes.
De afgelopen weken doken dit soort nare steegjesfiguren in het centrum van Leiden op, wat leidde tot twee afschuwelijke incidenten. Er volgde paniek binnen de studenten-tamtam, verenigingsbesturen staken hun koppen bij elkaar en waarschuwden hun leden om niet alleen naar huis te gaan. De media deden er een schepje bovenop, en binnen de kortste keren leek het alsof de Breestraat bevolkt was met aanranders. Dat is niet zo, verzekerden politie en burgemeester: er zijn nog net zoveel incidenten als afgelopen jaren. De gewone hoeveelheid enge mannen (m/v) dus.
Dat was geruststellend bedoeld, maar we hebben liever helemáál geen enge mannen, dus de protesten bij de Hartebrugkerk van maandag zijn terecht. En laat duidelijk zijn dat wat er gebeurd is op geen enkele manier mag worden gebagatelliseerd: ik wens de daders veel pijnlijke behandelingen van hun gevoeligste lichaamsdelen toe. Maar toch: er steekt iets.
Tinderdate
Er zijn twee dingen die we weten over seksueel geweld. Eén: het komt veel, veel vaker voor dan wordt gemeld. Twee: de dader is meestal een bekende, en zelden een onbekende in de bosjes.
Maar de enge steegjesman zit zo diep in onze beeldvorming gekerfd dat deze zeldzame gebeurtenissen tot grotere publieke verontwaardiging en protestacties leiden dan een verkrachting door een Tinderdate of een aanranding door een verenigingsgenoot. Terwijl het laatste waarschijnlijk veel vaker voorkomt.
Waar was deze felheid en solidariteit toen vorig jaar verschillende studenten (vrouwen én mannen) in deze krant hun verhaal deden over seksueel overschrijdend gedrag binnen hun vereniging? Of toen een bestuurslid van Quintus vrijwillig aftrad omdat hij meerdere vrouwen had aangerand? Worden studenten net zo hard aangemoedigd om aangifte te doen als de dader een verenigingsgenoot of bestuurslid is? Of nemen we genoegen met beloften voor een ‘cultuuromslag’ die onmogelijk valt te controleren?
Het bestuur van Quintus was destijds op de hoogte van twee incidenten, maar had met slachtoffers en dader om tafel gezeten om het op te lossen. Pas toen een derde slachtoffer zich meldde, trad het bestuurslid af.
Ik denk niet dat een onbekende dader dezelfde reactie had uitgelokt.