Het verschil tussen ‘myneur’ of ‘mienór’ kwam nauwelijks m’n strot uit, of ik werd al driftig opgetrommeld voor een mind-expanding avondbijeenkomst, waarin ik terend op opgewarmde pasta pesto mijn employability skills mocht discoverren.
Mijn ouders waren nog onderhoudsplichtig, maar heden zou ik achterhalen waar ik net met een nipte BSA op zak later tot m’n pensioen terecht kon. Een troostrijke gedachte.
Terwijl ik mijn aanstaande collegae vriendelijk aankeek tijdens onze arbeidspotentiële taxatie, drong tot mij door dat we vanaf nu korter op de bal speelden. ‘Hoe tackel jij straks die vertaalslag van je high knowledge environment naar je daily work space zonder je core quality on hold te zetten?’ vroeg een kortgeknipte barista-barones aan haar buurvrouw die zoveel metaal door d’r kop geschoten had dat ze de meeste douanes het gekkenhuis injoeg.
‘Ho, dit is problem thinking!’ viel een jufferige poederdoos van het merk ‘Willemijn Carrièrecoach’ haar resoluut in de rede, die vervolgens zelfvoldaan de zaal inkeek om dit sterke staaltje pacesetting leadership te finetunen. Met een obligate glimlach tikte ze op haar voorhoofd en spreidde daarop haar armen als een free and flexy yogalerares: ‘Wij willen vanavond een growth mindset.’ Ze hupste agile naar het bord en begon een mind-map te tekenen met de vereisten voor een aantrekkelijke LinkedIn-pagina. Ik kreeg zin om haar gezicht te mind-meppen. ‘Het belangrijkste is dat je media presence synced met je personal goals, en tegelijk je professional image covered’. Rechts van mij zat een keurig uitgeslapen incarnatie van Ralph Lauren naarstig mee te tikken: deze secret road to happiness kwam niet op Brightspace.
Plots kreeg ik een aap op m’n schouder gezet in de vorm van een ‘talentticket’, dat allerlei blokken met professionele vaardigheden bevatte. ‘Zelfkennis is key. Daarom ga je nu eerst voor jezelf je go’s en grow’s invullen, daarna kan je even sparren met je feedbackbuddy. En dan eindigen we weer centraal’, zei de eindbaas. Dat was het ergste, ze had er echt zin in.
Al knikkebollend vielen mijn ogen vanzelf op het eerste blokje: ‘Mijn werkervaring’. Overtuigd van mijn pasverworven marketingkennis, vulde ik daar trots ‘gastronomisch distributeur’ (lees: vakkenvuller) in bij PLUS Supermarkt. Het talentticket stelde mij daarop de boeiende vraag hoe ik dacht dat mijn huidige werkervaring mijn talenten had ontwikkeld. Ik dacht terug aan de verschillende opvattingen die mijn afdelingsmanager en ik hadden over het begrip ‘starttijd’ en vulde in dat ik gegroeid was in bilaterale assertiviteit.
Het talentticket had nog minstens vijf van zulke open gaapvragen. Een onvertogen zucht van totale resignatie stond op het punt mijn lippen te verlaten, maar door diep gedrilde etiquette wilde ik ‘m toch inhouden, waardoor mijn wangen bolden en ik erbij zat als een kikker met een rotje in z’n reet. Willemijn, die inmiddels als een cheerleader de zaal doorsprong, gaf me bij deze wanvertoning een guitige knipoog. Ook dat nog, sjans. Hierop kruiste ik bij non-verbale communicatie maar ‘zeer mee oneens’ aan, waarna ik mijn lijdensweg afkroop door met mezelf galgje te spelen, en steeds te verliezen.
Afijn, deze kolderieke belevenis indachtig, mogen universiteiten zich eens achter hun oren krabben in hoeverre arbeidsmarktoriëntatie gewenst is. Want ze kunnen ons wel bombarderen met ontstressies, welzijnstrainingen en tutorgesprekken, maar de ware prestatiedruk komt van de groter geïnstitutionaliseerde Nutsmoloch, die door dit kaaimankabinet nog steviger in het zadel is gehesen.
In plaats van dat ze ons beschermen tegen die doelmatigheidscultus en meritemanie, en onze leergierige en nutteloze studiezin koesteren, dansen ze doodleuk mee in de laatkapitalistische limbo, door ons als twaarzen al naar arbeidsmarktoriëntaties te slepen.
Alsjeblieft, geef ons alsjeblieft dispensatie. Ons privilege is college, dat cv regelen we wel privé.
Henrik Laban studeert Neerlandistiek