De kloof tussen de rechtspraak en burgers bestaat al langer, weet Lucas Noyon, tegenwoordig wetenschappelijk medewerker van de Hoge Raad. Al dertig jaar zeggen opiniepeilingen namelijk hetzelfde: Nederlanders vinden dat er te licht wordt gestraft.
‘Een meerderheid van zeventig procent antwoordt met ja’, zegt Noyon, die woensdag in Leiden promoveerde op zijn dissertatie Strafrecht en publieke opinie.
Toch heeft een net zo grote groep, ongeveer zeventig procent, vertrouwen in de rechtspraak als geheel. ‘Maar dertig procent heeft dat dus niet. Zij vinden niet alleen dat er strenger moet worden gestraft, maar willen ook meer blauw op straat en strengere gevangenisregimes. Onder die groep is dus best veel onvrede.’
Zeventig procent vindt de straffen te licht, dat is behoorlijk veel.
‘Dat moet worden gerelativeerd. Ten eerste omdat ik heb geconstateerd dat die cijfers de afgelopen dertig jaar constant zijn gebleven, terwijl we mede onder invloed van de politiek juist steeds harder zijn gaan straffen.
‘Daarnaast zijn die statistieken ongeveer gelijk in landen waar strenger wordt gestraft, zoals in Engeland en de Verenigde Staten, maar ook in landen waar lichter wordt gestraft zoals Zweden. De cijfers zijn dus losgezongen van hoe streng er daadwerkelijk wordt gestraft. Daar komt nog bij dat als je mensen meer informatie geeft over een zaak en hen zelf een strafmaat laat opleggen, ze helemaal niet zwaarder straffen dan de rechter.’
U zegt dat de statistiek, en dus ook het vertrouwen in de rechtspraak, al dertig jaar constant is. Maar Nederland kende opeenvolgende rechterlijke dwalingen: de Puttense moordzaak, de Deventer moordzaak (zie kader onderaan), de Schiedammer parkmoord en Lucia de Berk. Kreeg het vertrouwen toen geen knauw?
‘In die periode zie je een heel kleine daling, maar of die daaraan te relateren is weten we niet, al is dat wel aannemelijk. Vertrouwen in de rechtspraak hangt ook sterk samen met andere actoren, zoals vertrouwen in de politiek en media. In Nederland is dat relatief hoog. In België daalde het vertrouwen bijvoorbeeld wel aanzienlijk tijdens de zaak Dutroux.’
Toch krijgen rechters en officieren van justitie soms het verwijt dat ze het contact met de gewone burger zijn kwijtgeraakt.
‘Als je dat aan rechters en officieren zelf vraagt vinden ze dat geklets, en ik ben geneigd het met hen eens te zijn. De strafrechter ziet mensen uit alle lagen van de samenleving aan zich voorbijtrekken. Ik vind dat verwijt dus een beetje gratuit, maar je hoort het wel vaak.
‘We leven in een tijd waarin de rechtspraak op zoek is naar manieren om haar maatschappelijk gezag te bestendigen en die veronderstelde kloof te overbruggen. Dat doen ze bijvoorbeeld door vonnissen in klare taal op te schrijven en open dagen te organiseren. Je ziet het ook aan de opkomst van persofficieren en persrechters, zodat het Openbaar Ministerie (OM) en de gerechten makkelijker te benaderen zijn om vragen aan te stellen.’
Maar dat heeft dus niet geholpen?
‘Je weet nooit of het vertrouwen slechter was geworden als ze dit niet hadden gedaan, maar er is niet heel veel bewijs voor dat deze zaken de kloof kleiner maken.’
Zou directe burgerinvloed kunnen helpen?
‘Zo’n vijftien jaar geleden is serieus overwogen om juryrechtspraak in te voeren, maar dat is een vroege dood gestorven. Er bleek weinig draagvlak voor onder burgers en in de politiek.
‘Wat het OM wel kan doen, en wat de burger ook ziet zitten, is het publiek naar zijn mening vragen over strafhoogtes, waar vervolgens nieuw beleid op kan worden gemaakt. In Nederland heeft de rechter binnen de wet namelijk heel veel ruimte om een bepaalde straf op te leggen. Op doodslag bijvoorbeeld staat een straf van één dag tot vijftien jaar. Daarbinnen is ruimte voor beleid, en daar zou je burgers voor kunnen raadplegen.’
Maar het bepalen van strafhoogtes is toch juist de taak van justitie?
‘Dat is een terecht punt. In mijn boek zit een voorbeeld van wat er gebeurt als burgers moeten aangeven hoeveel straf ze de dader zouden opleggen. Over dezelfde casus geeft de minst strenge burger 150 euro boete en de strengste anderhalf jaar cel. Dat zijn enorme verschillen. Het is dus zeer de vraag of het mogelijk is straftoemeting aan te passen aan de wil van het volk, want die is veel te divers.’
‘De publieke opinie weet vaak niet goed waar ze het over heeft als het gaat om straffen. Er is veel onderzoek gedaan naar hun gedetailleerde opvattingen: als je hen vraagt waarom de straffen niet streng genoeg zouden zijn – of het ligt aan politie, het OM, de rechters of de wetten – blijken de uitkomsten heel tegenstrijdig te zijn. Daaruit kan je afleiden dat mensen er onvoldoende kennis van hebben.
‘Wat ik persoonlijk moeilijk vind, is dat de publieke tribunes van de gerechten vrijwel altijd leeg zijn, terwijl veel mensen wel thuis vanaf de bank zeggen dat de straffen niet deugen. Dat is problematisch.’
U keek ook hoe het OM de berichtgeving van journalisten probeert te beïnvloeden.
‘De voorlichting van het OM is heel sterk gericht op controle. Zij onderhouden daarom goede contacten met journalisten en proberen erachter te komen met welke verhalen ze bezig zijn. Journalisten geven dat niet zomaar prijs, maar wel wanneer het OM een belangrijke wederdienst levert. Ik noem ze daarom ook wel de centrale bankier van het misdaadnieuws. Wanneer het OM ergens een inval gaat doen, kan het besluiten een journalist te bellen om mee te gaan. Die journalist vindt dat prachtig, dat is gratis nieuws. Voor journalisten is het dus belangrijk om in de kaartenbak van het OM te zitten. Daar staat tegenover dat het OM van de journalisten vaak weet achter welke verhalen ze aan zitten. Het is wheelen en dealen.’
Is dat problematisch?
‘De taak van de journalistiek is het controleren van de overheid. Printing what someone else doesn’t want to be printed. Zodra journalisten sterk afhankelijk worden van het OM, komt dat onder druk te staan. Er zijn genoeg journalisten in Nederland, zeker bij de landelijke dagbladen, die ook goede contacten hebben met de advocatuur of het criminele circuit. Maar vooral bij regionale bladen is er veel minder tijd om een verhaal te maken. Daar ontstaat een probleem: je wil niet op slechte voet staan met het OM, omdat zij je af en toe een mooi verhaal kunnen toestoppen. Maar daardoor word je wel van hen afhankelijk. Daar komt bij dat rechtspraak openbaar is, en het OM niet zou moeten bepalen wat we wel en niet moeten zien.’
Heeft u een voorbeeld van een situatie waarvan het OM liever niet heeft dat we het weten?
‘In mijn onderzoek ben ik bijvoorbeeld tegengekomen dat het OM eens een verdachte met een tbs-verleden had aangehouden voor een zedenmisdrijf. Dat kan al snel een schandaal worden, want waarom hebben ze die man dan niet langer in de tbs-kliniek vastgehouden? Toen brachten ze een persbericht uit waarin prominent stond hoe de aanhouding was verlopen, maar schreven ze in een achterafzinnetje dat de verdachte een tbs-verleden heeft. Wat het OM hoopt, is dat journalisten daar overheen lezen of er de nieuwswaarde niet van inzien. Als een journalist een maand later bij de zitting dit gegeven opmerkt en denkt: dit is nieuws, kan het OM zeggen dat dat allang bekend was. Zo hoopt het OM te bereiken dat de journalist het achterwege laat in de berichtgeving.’
Slaagt het OM daarin?
‘Sommige journalisten prikken daar doorheen, andere niet. Het is ook een beetje een spelletje, het OM is niet alleen maar bezig met reputatiemanagement. Ik ben ook geen dingen tegengekomen waarbij zaken onder de pet werden gehouden, maar ze kijken wel hoe ze de schijnwerpers het best kunnen neerzetten. Dat staat op gespannen voet met openbaarheid.’
In september 1999 werd weduwe Wittenberg vermoord in haar huis in Deventer. Haar fiscaal jurist Ernest Louwes werd daarvoor met onjuist bewijs veroordeeld. Hoewel de zaak werd herzien, werd hij later opnieuw veroordeeld op basis van nieuw verkregen bewijs.
Intussen bemoeide ook opiniepeiler Maurice de Hond zich met de zaak. In de toenmalige actualiteitenrubriek Netwerk zei hij er ‘honderd procent zeker’ van te zijn dat de ‘klusjesman’ van de weduwe, Michael de Jong, de dader was. Bewijs voor die claim had hij niet, maar desondanks wist De Hond ervoor te zorgen dat een groot deel van Nederland geloofde in zijn verhaal.
‘Daaraan zie je hoe sommige mensen met invloed die publieke opinie kunnen maken. Als je een bepaald verhaal keer op keer aan de talkshowtafel voor het voetlicht brengt, kun je daarin slagen’, aldus Lucas Noyon.
‘Overigens vind ik het wel goed dat de rechtspraak kritisch door het publiek wordt gevolgd, dat hoort bij een democratische rechtsstaat. Alleen heeft dat in het geval van De Hond ongelukkig uitgepakt. Het vertrouwen in de rechtspraak is robuust en kan wel wat stootjes hebben, maar dit soort campagnes dragen daar niet in positieve zin aan bij.’
De zaak kwam bekend te staan als De Deventer moordzaak en houdt de gemoederen tot op de dag van vandaag bezig. Momenteel draait De Veroordeling in de bioscoop, die gaat over de zaak. Vorige week werd De Deventer Mediazaak uitgeroepen tot beste podcast van het jaar.
Lucas Noyon, Strafrecht en publieke opinie. Boom Uitgevers, 524 pp. €79,-