Het is 10 november 2004, acht dagen na de moord op Theo van Gogh, als de politie twee leden van de Hofstadgroep wil arresteren. Terwijl de agenten de trap van de portiekwoning in de Haagse Antheunisstraat op lopen, gaat de deur ineens open. Jason Walters laat een M91-granaat naar beneden rollen. Het explosief ontploft op straat. Vijf agenten raken gewond.
‘Op dat moment was ik in de kamer minister van Justitie Piet Hein Donner’, zegt Paul Abels, destijds medewerker van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).
‘We bespraken een brief aan de Tweede Kamer die naar aanleiding van de moord op Van Gogh was opgesteld. Toen er een kop soep werd geserveerd, kreeg de minister het verzoek of de agenten gericht mochten schieten, een soort license to kill. Uiteindelijk zijn de mannen gearresteerd, een werd een van hen in de schouder geschoten. Die man, die ook die de handgranaat gooide, kwam ik nadat hij zijn straf had uitgezeten weer tegen als student in Leiden.’
Abels is namelijk bijzonder hoogleraar Governance of Intelligence and Security Services. Na ruim dertig jaar ervaring bij veiligheidsdiensten is hij tevens verbonden aan de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV).
Gederadicaliseerd
Het is heel fascinerend hoe Walters een draai aan zijn leven heeft weten te geven en een van de weinige echt gederadicaliseerde terroristen is, vertelt de hoogleraar. ‘Hij kan als geen ander uitleggen hoe ideologische blindheid ontstaat. Wij, seculieren, begrijpen nauwelijks wat de betekenis en kracht van religie is. Hij heeft ook later nog zijn broer Jermaine verloren, die is in 2014 in Syrië omgekomen en die mede door Jason is geradicaliseerd. Dat vreet enorm aan hem.’
Vorige week verscheen het boek Spionkoppen, dat Abels met medewerking van studenten Marijn Adams en David Mendelsohn schreef. Daarin beschrijft hij de geschiedenis van de inlichtingendienst aan de hand van de elf opeenvolgende bazen.
‘Ik ben zelf begonnen als Oost-Europa-expert bij de BVD (tot 2002 heette de AIVD de Binnenlandse Veiligheidsdienst, red.). Dat was in 1984, tegen het einde van de Koude Oorlog. Ik heb acht van de elf hoofden meegemaakt. Dit boek is voor mij ook een stukje verwerking van het verleden.’
Er werkten toen maar acht academici bij de dienst. ‘We werden veilig opgesloten en mochten als een soort Kremlinwatchers vertellen dat er weer wijzigingen in het Politburo waren, en wat dat voor de koers van de Sovjet-Unie betekende. Al die mannetjes die elk bezoek van de Palestijns leider Arafat aan Oost-Europa in kaart brachten: zinloos allemaal. “Wat moet ik hiermee?” schreef hoofd Pieter de Haan vervolgens in een rapport. Dan waren die analisten natuurlijk helemaal ontdaan.’
Wegkwijnen
De eerste vier jaar bij de dienst gebeurde er ‘geen fluit’, zegt hij. ‘Ik zat daar een beetje weg te kwijnen. Je mocht niet van elkaar weten wat je deed. De mensen die telefoons afluisterden, hadden een andere ingang en werktijden dan wij.’
Met het aantreden van Arthur Docters van Leeuwen in 1989 veranderde alles. ‘Hij heeft mij bevrijd uit het isolement. Hij gooide al die schotten weg en maakte multidisciplinaire teams. Ik ging me bezighouden met veiligheidsproblemen in relatie tot minderheden: radicale islam, rechts-extremisme en terrorisme.’
Docters van Leeuwen is in augustus overleden. ‘Ik heb zijn onlangs verschenen memoires gelezen. Hij prijst sommige medewerkers voor hun steun, van anderen maakt hij gehakt. Hij hijst ook het hoofd operaties op het schild, terwijl ik weet dat die juist aan zijn stoelpoten zaagde. Dat heeft hij niet in de gaten gehad.’
Ritselaars
In Abels beginperiode werkten er voornamelijk mensen met afgebroken opleidingen en voormalige zakenlui. ‘Vooral handige ritselaars, die mensen konden manipuleren. Dat deden ze ook intern. Het was hun tweede natuur. Daarom heeft de dienst zo’n aparte cultuur.’
Abels runde geen agenten of informanten. ‘Dat is een apart vak hoor: dan moet je iemand zien te verleiden om dingen te doen die hij uit zichzelf niet zou doen. “Overhalen tot verraad”, noemde Docters het ooit.’ In tegenstelling tot vroeger worden er nu eigenlijk alleen nog maar academici bij de AIVD aangenomen. ‘Dat is het andere uiterste. Er dreigt een tekort aan ritselaars. Dan verlies je slagkracht.’
Een ander kenmerk van de dienst is de neiging tot ‘oesteren’. ‘Tekenend voor die geslotenheid: Nieuwsuur wilde naar aanleiding van mijn boek een item maken met enkele voormalig hoofden. Ze werken niet mee, terwijl de dienst zich zo toch mooi had kunnen profileren.’ Het is een strijd binnen de dienst, vertelt Abels.
‘Ik ben altijd van de “meer open”-school geweest. Wij analisten waren de eersten die een openbaar rapport schreven over de politieke islam in Nederland, in 1998. Daar vielen alle media overheen. Die islam was helemaal geen probleem, kon de dienst zich niet met echte gevaren bezighouden? Later gaven ze toe dat we het goed hadden gezien. Zulke openbare notities kun je vandaag ook publiceren. Zonder staatsgeheimen te lekken kun je signaleren en informeren. Van een van de hoofden, Sybrand van Hulst, heb ik daarvoor heel veel ruimte gekregen. Dat is later allemaal weer ingesnoerd.’
Het Spionnetje
Die communicatie met de buitenwacht is belangrijk, vindt hij. ‘In deze tijd kun je je niet meer verstoppen maar moet je publiekelijk verantwoording afleggen. Als je niet aan de Kamer, de minister en de samenleving uitlegt wat je doet, ontstaat er twijfel over de relevantie. De verleiding om te bezuinigen wordt dan groter – ook omdat de dienst slecht is in het ambtelijke spel.’
Dat dreigde te gebeuren in 2011, toen bij de formatie van het tweede kabinet-Rutte werd besloten ongeveer een derde van het totale budget te schrappen, wat uiteindelijk toch niet doorging.
Binnen de dienst zelf was wel de nodige kritiek mogelijk. ‘Bedrijfsblad Het Spionnetje was soms een podium voor een stevige discussie over beleid waar weerstand tegen bestond.’
Een enkele keer ontspoorde die interne discussie, schrijft Abels. ‘Toen de eindredacteur in 1980 zijn oren naar het oordeel van enkele kritische medewerkers te veel liet hangen naar de leiding, gaven zij een eigen versie van het blad uit, onder de titel Dubbelspion, waarin de hoofdredacteur in woord en cartoon op de hak werd genomen. Hoofd Pieter de Haan riep de initiatiefnemers vervolgens tot de orde en liet hen opdraaien voor de kosten van het blad, dat was vermenigvuldigd bij de dienst.’
Die tijden zijn inmiddels voorbij, zucht hij . ‘Het Spionnetje bestaat niet meer en is vervangen door zo’n gelikt magazine.’
Bananenrepubliek
Nog een ergernis: inmiddels begint ook het AIVD-kantoor op een oester te lijken. ‘De dienst verhuist nu ook nog eens naar een Haagse kazerne, samen met de Militaire Inlichtingendienst. Dan zet je een civiele dienst achter een militair hek en plaats je haar buiten de samenleving. Alleen al voor de beeldvorming is dat heel slecht. Het lijkt wel een bananenrepubliek.’
Dan is er ook nog het geruzie tussen de verschillende diensten. Hoofd Gerard Bouman was dat betreft het meest expliciet. Bij een nieuwjaarstoespraak zei hij dat de grootste vijand van de dienst niet het terrorisme is, maar de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (de huidige NCTV). ‘Ongelooflijk. Dat vind ik toch een van de meest schokkende conclusies, dat er op het niveau van de hoofden altijd gedonder is. Men gunt elkaar het licht in de ogen niet. Er worden zulke turf battles gevoerd, terwijl het om de nationale veiligheid gaat.’
Verrader
Hij maakte het zelf mee tot hij de AIVD verliet. ‘Na twintig jaar ben ik overgestapt naar de NTCb. Dan ben je in wezen een verrader. Ik kreeg geen uitnodigingen meer als medewerkers afscheid namen. En ook niet van de veteranenclub. Je ligt er uit. Bij mijn vertrek zei ik nog tegen mijn baas Sybrand van Hulst: “Ik heb goed toegang tot NCTb-hoofd Tjibbe Joustra, laat maar weten wat je wil, dan probeer ik dat te faciliteren. “Ik ben er nog niet uit”, reageerde hij toen. Dat is het enige wat ik van hem daarover heb gehoord.’
Maar los van de nodige strubbelingen en intriges, is de dienst enorm toegewijd als het om het werk gaat, vertelt Abels.
‘Je bent enorm gebeten op het voorkomen van zaken en wil dingen voor het voetlicht brengen. De moord op Theo van Gogh was voor ons een enorme klap. We zaten boven op de Hofstadgroep, maar waren gericht op een grote actie door een groep, zoals eerder dat jaar in Madrid. Niemand dacht dat een individu in zijn eentje zo’n aanslag zou plegen. Het slachtoffer was ook nog eens de zoon van een oud-medewerker. Dat was dubbel dramatisch. Theo’s vader was mijn voorganger bij de dienst.’
Paul Abels, Spionkoppen. Inlichtingenleiderschap in elf portretten. Uitgeverij Prometheus. 400 pgs, € 24,99