Achtergrond
Ik zoek mijn politieke plek
De emigratie naar Zuid-Afrika heeft zijn poëzie politieker gemaakt, merkte dichter Alfred Schaffer, die vanavond de Albert Verwey-lezing houdt. ‘Je ontsnapt er niet aan.’
Bram Ieven
donderdag 2 november 2017
Afred Schaffer: ‘Ik wil iets zeggen over onze tijd zonder in eendimensionale betrokkenheid te vervallen.’ Foto Karoly Effenberger

Alfred Schaffer (1973) is niet in één hokje te plaatsen. Als zoon van een Arubaanse moeder en een Nederlandse vader emigreerde hij kort na zijn studie letterkunde aan de Universiteit Leiden naar Zuid-Afrika. Sindsdien bouwde hij in zijn nieuwe thuisland aan een carrière als wetenschapper en ondertussen maakte hij in Nederland naam als dichter. Met zijn debuutbundel, Zijn opkomst in de voorstad (2000), oogstte hij veel lof en werd hij genomineerd voor belangrijke literaire prijzen.

Hij wordt geprezen om zijn rake beeldtaal en het verhalende karakter van zijn bundels, maar poëziecritici hebben zijn taal ook wel omschreven als ‘cryptisch’ en ‘fragmentarisch’ (Piet Gerbrandy, de Volkskrant, 2001). Vooral in zijn laatste bundel Mens Dier Ding (2014) treedt Schaffers meerduidige, politieke engagement nadrukkelijk op de voorgrond. Vanavond geeft Schaffer, die dit najaar gastschrijver is aan de Universiteit Leiden, de Albert Verwey-lezing in het Academiegebouw.

Zuid-Afrika heeft hem gepolitiseerd, zegt hij. Als mens, maar ook als dichter. ‘Natuurlijk zat het daarvoor al in me. Wanneer ik nu terugdenk aan mijn middelbareschooltijd, bijvoorbeeld aan mijn leeslijst voor Engels, dan zie ik de thematieken terug die me later steeds meer zijn gaan bezighouden. Ik las de Afro-Amerikaanse schrijver en burgerrechtenactivist James Baldwin, Go Tell It on the Mountain (1953). Ik zocht toen al naar iets waarin ik me kon herkennen.

‘Maar met mijn emigratie naar Zuid-Afrika ben ik me ook als dichter veel bewuster geworden van mijn politieke betrokkenheid. Je ontsnapt er niet aan. En zeker niet wanneer je met taal werkt. In Zuid-Afrika wordt veel poëzie geschreven, maar we hebben niet één, maar elf officiële talen. In het dagelijks leven word je voortdurend gewezen op taalverschillen, en daarmee verbonden zijn kleurverschillen, economische verschillen, politieke verschillen. Welke taal je spreekt, en hoe je met die taal omgaat, is dus onvermijdelijk politiek geladen. Het zou voor mij heel vreemd zijn om daar helemaal niets mee te doen. Ik zoek steeds meer naar mijn politieke plek, in de taal en in mijn woonplaats.’

En toch zou het geen recht doen aan zijn poëzie om Schaffer te beschrijven als een uitgesproken politieke dichter. Hij benadert politieke onderwerpen vaak onrechtstreeks, met een schijnbaar eenvoudige maar uiterst complexe taal. Met taal, zo concludeerde de VSB-jury die hem in 2003 nomineerde voor zijn bundel Dwaalgasten, zet hij ‘de wereld op losse schroeven.’ Neem het gedicht ‘Het ritueel begrijpt ons niet’, waarin twee mensen een gesprek voeren onder het genot van een kopje koffie. Een geijkt Nederlands ritueel, zou je zeggen. Maar niet bij Schaffer, die dit ritueel al in de eerste regels laat ontsporen: ‘We stijgen en dalen, verliezen snelheid en komen op adem / boven een kop koffie.’ In de derde regel stokt de communicatie totaal: ‘Een van ons oefent een uitspraak maar blijft sprakeloos.’

In Schuim (2006) gebruikt Schaffer taal op een ingenieuze wijze om de lezer te laten nadenken over waarheid en vrijheid van meningsuiting: ‘Laten we de waarheid geen geweld aandoen, al konden we in tijden / niets articuleren zonder dwang, roep maar raak, geen woord, geen zin.’

‘Het klopt,’ zegt Schaffer, ‘dat ik mijn politieke engagement als dichter vaak in de taal vind, en niet zomaar in de onderwerpen die ik behandel. In Europa is lange tijd veel meer aandacht geweest voor het experiment met de taal, terwijl het maatschappelijke debat juist minder op de voorgrond stond. Dat is in Zuid-Afrika heel anders. Daar is de experimentele, hermetische traditie veel minder groot, en schrijven dichters vanuit hun persoonlijke ervaringen politieke poëzie. Thema’s zoals gender, maatschappelijk onrecht, gemeenschap en huidskleur staan dan centraal. Taal staat vaak symbool voor een verbrokkelde gemeenschap.’

De Europese experimentele traditie mag dan zijn achtergrond zijn, juist in Zuid-Afrika wist Schaffer zijn eigen politieke engagement als dichter vorm te geven.

‘De complexiteit van de taal probeer ik altijd op te heffen door de gedichten in een bundel met elkaar in gesprek te laten gaan. Het elliptische of fragmentarische enerzijds en het verhalende anderzijds, roept spanning op. In die spanning ontstaat het politieke van het gedicht. Zo kan het dat een bundel tegelijkertijd heel conceptueel kan zijn en toch politiek: omdat de gedichten met elkaar in gesprek gaan en de fragmenten van een groter verhaal vormen.’

In Mens Dier Ding (2014) voert Schaffer dat verhalende karakter het verst door. De hele bundel staat in het teken van Sjaka: een Afrikaanse jongeman die zijn geluk zoekt in Europa, maar ook een creatieve hervertelling van het leven van Shaka Zulu, de legendarische koning van de Zulu’s. Hoe fragmentarisch de afzonderlijke gedichten ook zijn, samen vormen ze een caleidoscopisch verhaal waarin Schaffer zowel de Zulu-erfenis van hedendaags Zuid-Afrika als de Europese vluchtelingenproblematiek onderzoekt. ‘Ik denk dat ik zo iets kan zeggen over de tijd waarin je leeft, zonder in eendimensionale betrokkenheid te vervallen die alleen maar kortstondig is.’

Geëngageerde poëzie krijgt veel meer aandacht, merkt Schaffer.

‘In Nederland is er nu een generatie jonge dichters die juist poëtische taal en politiek nauw met elkaar verweeft en erin slaagt dit persoonlijk te maken zonder ooit anekdotisch te worden. Maarten van der Graaff, Hannah van Binsbergen, Frank Keizer zijn daar enkele voorbeelden van. Het mooie is dat al die dingen een plaats krijgen. Gedichten zijn natuurlijk heel geschikt voor het uiten van emoties, maar ook politiek en persoonlijke verhalen kunnen prima een plaats vinden in poëzie. Het heeft misschien niet de mogelijkheid om het leven echt ingrijpend te veranderen, maar het kan situaties en ervaringen zodanig scherp en pregnant verbeelden dat het de blik van de lezer beïnvloedt. Dat geeft poëzie een politieke kracht, die wel degelijk ontstaat vanuit de taal.’

Momenteel werkt Schaffer aan een nieuwe bundel waarin zijn persoonlijke geschiedenis, de achtergrond van zijn ouders, de ervaring van huidskleur en migratie centraal komen te staan. ‘Maar ik laat ook graag wat open tijdens het schrijven. Vroeger zette ik mijn bundels veel strakker op. Tegenwoordig probeer ik ruimte te scheppen voor het denkproces dat tijdens het dichten zelf plaatsvindt.’

Over de Albert Verwey-lezing wil hij nog niet veel kwijt. De spanning tussen verhaal en fragment waar je in de poëzie mee kan spelen, en hoe die spanning een vorm van engagement kan zijn, daarover gaat het natuurlijk.

‘Maar ik vind het ook wel intimiderend, die lezing in het Academiegebouw, misschien ook omdat ik op diezelfde plek ben afgestudeerd in aanwezigheid van mijn vader. Het heeft toch een emotionele waarde daardoor.’

Alfred Schaffer houdt vanavond, 2 november 2017, om 20:00 de Albert Verwey-lezing in het Groot Auditorium van het Academie­gebouw, Rapenburg 73, Leiden