‘Wie heeft er weleens ruzie over het conflict tussen Israël en Palestina met vrienden of familie?’ Als predikant Abeltje Hoogenkamp de vraag stelt aan de bezoekers van de Hooglandse kerk, gaan de meeste handen omhoog. ‘Toch wel veel van jullie’, concludeert ze.
Zaterdagmiddag leidt de predikant het gesprek tussen de Leidse historici Nadia Bouras en Sara Polak, die beiden zeggen het belangrijk te vinden om het debat te voeren. ‘Ik heb me een tijdje niet bemoeid met deze kwestie, omdat ik geen zin had in het label “antisemiet”’, zegt Bouras, die zelf een Marokkaans-islamitische achtergrond heeft en gespecialiseerd is in migratiegeschiedenis. Ze vindt dat ze niet langer ‘het privilege heeft om zich afzijdig te houden’ en zich moet uitspreken.
Polak, die een Joodse afkomst heeft: ‘Je kunt nu niet als wetenschapper zeggen: ik ga er even over nadenken, onderzoek naar doen en als ik daar in 2027 geld voor heb gekregen kom ik met een antwoord.’ Er klinkt gelach vanuit de zaal. ‘Van ons wordt als wetenschappers gevraagd om op deze kwestie te reageren, dus dat doe ik ook.’
Krampachtig
Dat hoeft niet altijd te gaan om het kiezen van een kant, vindt Bouras. ‘In Gaza staat geen enkele universiteit meer overeind, geen enkel archief, tientallen academici zijn vermoord, honderden tot duizenden studenten gaan niet meer naar school.’ Er voltrekt zich kortom een zogenoemde ‘educide’ in Gaza. ‘Daar mag je als universiteit toch iets van vinden? Waarom is dat zo ingewikkeld voor Nederlandse universiteiten?’
Universiteiten zijn bang om zich uit te spreken, merkt Bouras op. ‘Het is geschiedenis in the making. Je kunt je niet de hele dag bezighouden met mensenrechten, migratie, de Verlichting of whatever en géén stelling innemen.’
Dat de universiteit zelf geen ruimte biedt om eenzelfde dialoog te voeren als vandaag in de kerk, vindt ze een kwalijke zaak. ‘Zowel collega’s als studenten hebben de behoefte om vragen te stellen en met elkaar in discussie te gaan. Dat dit gesprek nu niet plaatsvindt op de universiteit, vind ik echt onbegrijpelijk.’
Polak is van mening dat de universiteit te krampachtig met de situatie omgaat. ‘Er is veel angst voor wat er tijdens bijeenkomsten over deze kwestie gezegd zou kunnen worden en dat mensen zich daardoor onveilig zouden kunnen voelen. Maar dat betekent nu dat we het gesprek op de universiteit helemaal niet voeren. Op persoonlijk vlak zijn mensen soms ook bang voor de heftige reacties die dit soort gesprekken kunnen oproepen.’
‘Leve de polarisatie’, aldus Bouras. ‘Je hoeft niet met iedereen vrienden te zijn, maar met mensen van goede wil moet je altijd het gesprek aangaan. De universiteit kan het faciliteren zonder allerlei ingewikkelde voorwaarden, zoals pre-registratie. Laat het maar gebeuren en geef mensen de ruimte.’
Het gebrek aan debat is ook slecht voor de beeldvorming, vindt ze. ‘Doordat je als universiteit geen goed verhaal hebt, hoppen we van incident naar incident. Zo creëer je ruimte voor kwaadwillenden, politici en media om wel met dat verhaal aan de haal te gaan. Je moet ze geen munitie geven.’
Op slot
Ook de manier waarop de universiteit op demonstraties reageert, bevalt de twee historici niet. ‘Gooi niet de hele campus op slot als er een protest is’, zegt Bouras.
En dan was er nog het incident waarbij demonstranten na een Palestina-betoging in het Wijnhavengebouw op straat werden achtervolgd door beveiligers. ‘Dit soort protesten wordt niet gezien als onderdeel van het academisch debat, maar als veiligheidskwestie. Beveiligers hoeven helemaal niet te registreren en al helemaal niet te filmen wie er aanwezig zijn.’
Polak merkt op dat de veiligheidsafdeling vaak wordt betrokken bij dit soort evenementen, terwijl die gaat over brandveiligheid en niet over sociale veiligheid.
Tijd voor het publiek om vragen te stellen. Dat gaat niet rechtstreeks: op alle stoelen liggen pen en papier, zodat aanwezigen hun vragen kunnen opschrijven en aan een van de gespreksleiders kunnen geven. ‘Op de universiteit weegt ervaren onveiligheid bij Joodse studenten erg zwaar’, schrijft een bezoeker. ‘Hoe kijken jullie daarnaar?’
Dat studenten zich veilig moeten voelen op een universiteit, vindt Bouras evident. ‘Maar wat creëert dat gevoel van onveiligheid? Wordt dat al opgeroepen door een Palestijnse vlag of de leus: ‘Cease fire now’? Die kunnen voor ongemak zorgen, maar ongemak is nog geen onveiligheid. De universiteit is bij uitstek een plek waar je geconfronteerd wordt met ideeën waarbij je je niet altijd prettig voelt. Je hebt er niet per se recht op een veilig gevoel. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat er sprake is van antisemitisme of oproepen tot geweld, maar buiten dat is het heel belangrijk om te kijken waar dat gevoel van onveiligheid dan precies vandaan komt.’
Ze benadrukt dat studenten soms niet weten waarom ze iets voelen. ‘Ik geef vakken over migratie en kolonialisme: thema’s die bij uitstek een hoop emotie oproepen. Soms voelen ze dat ze er boos van worden, maar weten ze niet waarom.’
Iemand anders wil weten wat Bouras en Polak drijft om deel te nemen aan het maatschappelijk debat. ‘Ik vind dat je je moet inzetten voor de samenleving’, stelt Bouras.
willen vechten
Polak: ‘De overtuiging dat we met zijn allen een verschil kunnen maken en het noodzakelijk is dat we allemaal nadenken over onze rol en verantwoordelijkheid in het geheel. Wat mij drijft zijn de mensen om mij heen die daar ook voor willen vechten. Dat geeft hoop.’
‘Hoop is een keuze en gaat over gedurfdheid en over moed’, sluit predikant Hoogenkamp af.
Als na een luid applaus de toehoorders direct druk met elkaar beginnen te discussiëren blijkt toch nog even dat het debat niet op academisch terrein is gevoerd. ‘Ik ga nog even rond met het monnikskapje’, zegt de organisator van het debat. Waarop bezoekers hun portemonnee direct uit hun tas pakken. ‘We zijn tenslotte in de kerk.’
Niet iedereen was te spreken over de dialoog tussen historici Nadia Bouras en Sara Polak. Milieuwetenschapper Jan Boersema wilde zich mengen in het gesprek, maar dit werd hem door onderbrekingen van predikant Hoogenkamp onmogelijk gemaakt. Hij mocht alleen vragen opschrijven.
Naar zijn mening kwam het Israëlische perspectief van studenten en universitaire medewerkers niet genoeg aan bod, zei hij na afloop van het debat. ‘Ik heb een Israëlische collega die er moe van wordt constant te horen: “Wat Hamas heeft gedaan is erg, maar…” Hij zegt: “For us there is no ‘but’.” Kunnen Israëliërs zich dan nergens veilig voelen?’
Bouras hoort die geluiden ook, zegt ze achteraf. ‘Het spijt me zeer, maar there is a but. Wij zijn wetenschappers en willen graag duiden hoe Hamas tot zo’n terreurdaad komt en dan ontkom je er niet aan de historische context mee te nemen. Als hij niet tevreden is over het gesprek, zou ik zeggen: organiseer ook een bijeenkomst.’
Ook haalt Boersema een incident aan dat hij als organisator van een evenement bij milieuwetenschappen heeft meegemaakt. ‘Toen we na afloop een groepsportret wilden maken voor een Israëlische en Palestijnse vlag weigerden twee studenten dat. Ze wilden absoluut niet met de vlag van Israël op de foto. Ik werd er zelfs op aangesproken dat er een Israëlische deelnemer aan het evenement was, want Israël moet worden geboycot. Dit is heel recent gebeurd, maar we hebben het er niet over.’