Afspraken niet nakomen, om uitstel vragen, zich terugtrekken tijdens colleges, vaker afwezig zijn en minder contact zoeken met anderen; het zijn signalen die bij de meeste docenten alarmbellen laten rinkelen. Maar dan? Wat doe je vervolgens?
Veel docenten worstelen daarmee, stellen Lut Duerinckx en Eva van der Zee van GGZ Rivierduinen. Zij gaan hierover regelmatig in gesprek met docenten en studieadviseurs, onlangs ook tijdens een symposium over studentenwelzijn aan de Leidse universiteit.
‘Om het gesprek te starten, kan je het best proberen om vanuit de ik-boodschap te spreken’, stelt Duerinckx. ‘Dan zeg je bijvoorbeeld: “Ik zie dat je vaak om uitstel vraagt”, of “ik merk dat je erg stil bent tijdens college”, zonder daar een oordeel aan te hangen. Dan geef je de student de ruimte om daar wat meer uitleg over te geven.’
Normaal
Die techniek past Esther Op de Beek, docent bij de opleiding Nederlandse Taal en Cultuur, ook toe. Ze spreekt ‘schrikbarend veel’ studenten met psychische klachten, zegt ze. ‘Bijna elk college moet ik wel iemand in contact brengen met de studentcoördinator of studentpsycholoog.’
Tjerk Oosterkamp, hoogleraar experimentele natuurkunde, probeert zo’n doorverwijzing soms juist te voorkomen. ‘In heel veel situaties kan een gesprek met medestudenten of docenten al heilzaam zijn.’ Dat wakkert hij aan door zijn eigen frustraties of problemen met studenten te delen. ‘Ik vertel in college ook over mijn eigen uitstelgedrag of dat ik geen zin heb in het schrijven van een onderzoeksvoorstel. Dat verlaagt de drempel om het erover te hebben. Ik merk dan dat studenten na college of bij de koffieautomaat een praatje komen maken. Sommige problemen probeer ik zo normaal te laten zijn dat mensen er niet mee naar de psycholoog hoeven.’
Ook Van der Zee en Duerinckx vinden dat van belang: ‘Als je vaker over alledaagse dingen praat, is de drempel om te vragen hoe het met iemand gaat een stuk lager.’ Ook Van der Zee en Duerinckx vinden dat van belang: ‘Als je vaker over alledaagse dingen praat, is de drempel om te vragen hoe het met iemand gaat een stuk lager.’
Over de grens
Op de Beek wil ook toegankelijk zijn voor haar studenten door mee te gaan op studiereis of samen met haar studenten mee te doen aan de Singelloop. ‘Dan kom je in een andere setting met elkaar in aanraking. Niet alle docenten kiezen daarvoor. Alleen dan is het ook lastiger om dingen aan te kaarten bij studenten.’
Die mogelijkheid is niet voor iedereen weggelegd, erkent ze. ‘Bij de opleiding Nederlands kennen we elkaar en kan ik in de gaten houden hoe het met iedereen gaat. Ik kan me voorstellen dat dat voor docenten met volle collegezalen niet te doen is.’
Pedagoog Van der Zee vindt het vooral belangrijk dat docenten enigszins afstand bewaren. ‘Ik hoor wel eens over studenten die docenten onbewust als een soort therapeut gaan zien. Dat is lastig voor docenten: die moeten ook hun eigen grens in de gaten houden. Ze zijn vooral van belang in het eerste gesprek en in het signaleren van problemen. Daarna moet je iemand doorverwijzen voor passende hulp, want als je als docent dat soort gesprekken gaat voeren, kan je daar ontzettend last van krijgen.’
‘Het past niet altijd even makkelijk in het takenpakket van een docent’, zegt Duerinckx. ‘Bovendien moet je stevig in je schoenen staan. Als dat niet zo is, moet je het probleem voorleggen aan iemand die de student wel kan helpen.’
Heftige verhalen
‘Soms krijg ik heel heftige verhalen te horen’, beaamt Op de Beek. ‘Het is fijn om er te zijn voor studenten, maar ook lastig om te horen hoe slecht het gaat met iemand. Ik zeg dan: “Ik vind het prettig om erover te praten en vind het heel goed van je dat je zo open bent, maar ik ben geen hulpverlener. Ik kan jou hiermee niet helpen. Je moet professionele hulp zoeken.”’
Tegelijkertijd zorgt het ook voor een lastig dilemma: ‘Een paar jaar geleden kon je een student doorverwijzen en was er direct hulp. Nu weet ik dat ze maandenlang op een wachtlijst komen te staan.’
Oosterkamp poogt altijd het gesprek met zijn studenten te voeren. ‘Ik weet dat depressie een heel gevaarlijke ziekte is en ik ben er niet bang voor. Als samenleving ben je toch via allerlei draadjes met elkaar verbonden en moet je voor elkaar zorgen. Ik zorg wel dat die professionals erbij betrokken worden en ik ga niet op de stoel van de therapeut zitten.’
Medemens
Hij maakte ooit mee dat een van zijn studenten naar hem toe kwam om te vertellen dat een andere student afscheid kwam nemen. ‘Dan heb ik het over suïcide. Destijds hebben medestudenten haar naar de huisarts gebracht en daarna weer thuisgebracht. Zelf heb ik nu al tien jaar contact met deze student, die inmiddels geen student meer is. Meer dan eens heb ik gedacht dat ik te dichtbij kwam. Het was geen student die ik beoordeelde of lesgaf, dus ik heb ervoor gekozen wel dat contact aan te gaan.’
‘We zijn niet verantwoordelijk voor die volwassen mensen, maar wel voor de veilige onderwijssfeer’, zegt Op de Beek. ‘Het hoort ook bij docent zijn. Je wilt als mens dat het goed gaat met een ander. Die tijd reken ik erbij in. Maar ik beschouw het niet als extra werkdruk.’
‘Mijn tijd hoeft niet te worden gedeclareerd’, vult Oosterkamp aan. ‘Het is niet onze taak om voor studenten te zorgen. Maar ik ben niet alleen maar docent als ik op de universiteit rondloop. Ik ben ook medemens.’
Als het gaat om studentenwelzijn mogen zowel de universiteit als studenten meer naar zichzelf kijken, vinden beide docenten. ‘Welk verhaal vertellen we als universiteit zelf?’, vraagt Op de Beek zich hardop af. ‘Misschien moeten we een keer een alumnus laten spreken die geen werk kon vinden en wat anders ging doen. Dat is een eerlijker verhaal. De succesverhalen van iemand die een ontzettend mooie baan kreeg na het afronden van de studie kunnen meer druk leggen op studenten.’
Maar ook als het niet goed gaat met studenten, omdat de jaarindeling te zwaar is of de studielast te hoog, legt de universiteit volgens Op de Beek het probleem te vaak neer bij de student zelf.
‘Dat vind ik niet terecht. Je hebt niet altijd een cursus mindfullness of stressmanagement nodig. Doordat we zo vanuit het individu denken, vergeten we dat alternatieve maatregelen veel meer impact kunnen hebben op studenten.’
Tegelijkertijd moeten studenten ook leren weerbaar te zijn. Oosterkamp: ‘Ze moeten ook accepteren dat ze tegen bepaalde belemmeringen oplopen en dat die deel uitmaken van hun bestaan. Ook dat is het leven.’ Op de Beek: ‘Er is gewoon tegenslag en onzekerheid. De universiteit is ook een organisatie die mensen voorbereidt op het werkende leven. Om te zorgen dat als er iets gebeurt, iemand zelf in staat is de regie te nemen en mee te denken over de oplossing.’