Heel af en toe is de universiteitsraad, het machtigste medezeggenschapsorgaan binnen de universiteit, het echt zat. Ruim twee jaar geleden bijvoorbeeld, nadat Mare een artikel had gepubliceerd over angst en intimidatie bij het Leiden Institute for Area Studies (LIAS). De raad was boos dat het college van bestuur hen niet eerder op de hoogte had gesteld. ‘We zijn heel erg kwaad dat we weer in de krant moeten lezen dat er iets grondig misgaat’, verwoordde Bart van der Steen van personeelspartij FNV Overheid toen het sentiment. ‘Er zijn eerder van onze kant signalen gekomen richting het college dat er dingen mis waren’, vervolgde hij. ‘Daar hebben we niets meer over gehoord. Nu lezen we dus dat er maatregelen zijn genomen. We willen geïnformeerd worden over deze kwestie, en mogelijke andere problemen.’
Het bleef bij een verbale uithaal. De raad dreigde niet het vertrouwen op te zeggen in het college. Vele debatten later is er nog steeds geen ombudsman voor het personeel; toen en nog steeds een grote wens van de medezeggenschap. Zo gaat het altijd: Leidse raadsleden sturen nooit aan op een crisis, maar kiezen altijd voor het overleg.
In de universiteitsraad zitten acht studentleden en acht leden van het personeel. Het is hun taak om het beleid van het college van bestuur te controleren en te adviseren. Op de zeven faculteiten wordt deze bestuurscontrole uitgevoerd door de faculteitsraden.
Op bepaalde punten, zoals de hoofdlijnen van de begroting, heeft de raad instemmingsrecht. Maar ook als de raad een negatief advies geeft, wordt dat zeer serieus genomen door het college.
Den Haag ondersteunt dit idee. Sterker nog: sinds de invoering van het leenstelsel hameren onderwijsministers erop dat de universitaire medezeggenschap machtiger moet worden. Studenten moeten immers kunnen controleren of hun collegegeld wel degelijk aan onderwijs wordt besteed.
Hoe gaat dat? Met de verkiezingen voor de boeg en een congres over de universitaire democratie is het hoog tijd om de balans op te maken.
De medezeggenschap heeft nogal wat hindernissen te overwinnen, zo blijkt. Ten eerste heeft de raad een informatieachterstand op het college, dat kan leunen op een groot ambtenarenleger. Extra informatie laat - tot frustratie van de leden – vaak lang op zich wachten. Bovendien is de agenda zo procedureel dichtgemetseld dat er tijdens vergaderingen met het college van bestuur nauwelijks ruimte is voor het aandragen van nieuwe punten. Zelfs rondvragen moeten vooraf worden ingediend.
De achterstand wordt nog eens vergroot doordat studenten meestal maar een of twee jaar in een raad zitten. En dat is een probleem: de universitaire en facultaire begrotingen zijn voor een raadsfeut een haast ondoordringbare kluwen van cijfers, afkortingen (OBP, WP, ISSC, SOZ, AEG) en termen (allocaties, actualisaties en mutaties). En die gaan alleen nog maar over de financiën. Een raadslid kan ook nog verdwalen in een woud van andere stukken. Daar komt nog bij dat de raden ook carrièretijgers trekken die graag een medezeggenschapsfunctie op hun cv zetten en de vergoeding opstrijken maar verder weinig betrokken zijn.
Een ander probleem is dat het mandaat van de medezeggenschap steeds verder is uitgehold. Om de lage opkomst tegen te gaan werven partijen stemmen door studenten een iPad onder hun neus te duwen en te trakteren op campagnelolly’s. Zelfs met deze aanpak lukt het niet om een kwart van de studenten zo ver te krijgen om een stem uit te brengen. De opkomst schommelt al jaren rond de twintig procent. Bij het personeel is het niet veel meer.
En toch lukt de universiteitsraad toch best vaak om invloed uit te oefenen. Zo komt er door inzet van studentenpartij ONS een universitair plan om het mentale welzijn van studenten op te krikken. Ook wist de raad de scherpe randjes van stevige bsa-eisen af te vijlen.
Personeelsleden hebben langer de tijd om zich in te werken. Zij zitten tenminste twee jaar en blijven vaak langer. Sommige leden ontwikkelen zich tot echte doorbijters die evenveel dossierkennis hebben als bestuurders. Hen lukte het in 2018 het college zo ver te krijgen om de werkdruk aan te pakken. Op het punt van sociale veiligheid blijft er echter een kloof tussen raad en college bestaan.
Nog een probleem: vooroverleg en besloten vergaderingen. Dat speelt vooral één niveau lager, bij de faculteitsraden.
De neiging om punten in het geheim te bespreken gaat in tegen de Wet op het hoger onderwijs (WHW). ‘Democratie achter gesloten deuren’, noemt WHW-specialist Peter Kwikkers dat. Volgens hem is geheimhouding ‘een mos dat strijdig is met de strekking van de WHW. De wet is ook expliciet in artikel 9.32, derde lid.’ In dat artikel staat dat de (universiteits)raad ‘naar vermogen openheid, openbaarheid en onderling overleg’ bevordert in de universiteit.
Kwikkers: ‘Dat geldt zeker voor overlegvergaderingen met het college van bestuur of de raad van toezicht, maar ook voor zogenaamd interne vergaderingen waarin raadsstandpunten worden voorbereid, want die mogen natuurlijk niet worden gebruikt om openheidsverplichtingen te ontduiken. Het is bizar om te denken dat die taak – eigenlijk een opdracht van de wetgever – om openheid en openbaarheid te bevorderen niet zou gelden voor de universiteitsraad zelf. Een faculteitsraad heeft natuurlijk niet diezelfde taak, maar valt rechtstreeks onder de strekking van de WHW. Vertrouwelijkheid – ook van stukken – is een uitzondering die steeds moet zijn gemotiveerd. Die vertrouwelijkheid kan langer duren indien en zolang een persoonlijk belang onevenredig zou worden geschaad. Het kan ook als objectief het belang van de universiteit onevenredig wordt geschaad, maar dat is een nog hogere uitzondering en hooguit tijdelijk.’
Lisa Westerveld, GroenLinks-woordvoerder hoger onderwijs in de Tweede Kamer kijkt ervan op dat geheimhouding voorkomt in Leiden. ‘Ik heb zelf twee jaar in de studentenraad in Nijmegen gezeten’, zegt Westerveld. ‘In die tijd kwam het eigenlijk niet voor dat een onderwerp achter gesloten deuren werd behandeld. Het is immers juist de bedoeling om zoveel mogelijk in de openbaarheid te doen. Dat maakt het ook voor de academische gemeenschap duidelijk waarom bepaalde besluiten worden genomen. Studenten en medewerkers moeten de discussie kunnen volgen. En voor de pers is het ook relevant, er moet controle zijn op wat er gebeurt op de universiteit. Elke keer moet je je als raadslid de vraag stellen: waarom moet dit in het geheim?’
Hoe functioneert de medezeggenschap één niveau lager? De faculteitsraden blijken flink van elkaar te verschillen
Bij Geneeskunde is geen publiek welkom, vanwege ‘de bedrijfgevoelige informatie van het Leids Universitair Medisch Centrum’.
De faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen heeft een raad, maar veel lopende zaken spelen vooral op instituutsniveau. Onderwijskwesties komen dan ook maar zelden aan bod. De raad is meer een overlegorgaan. Soms werkt dat goed en vraagt het bestuur input van de raad die wordt verwerkt in een plan. De afgelopen jaren had dat soms tot gevolg dat bestuurders verzoeken van de raad eenvoudigweg leken te negeren, en zelfs dan volgde er geen heftig debat.
Bij Rechtsgeleerdheid zijn de debatten niet heftig, wel talrijk. Het bestuur bespreekt vrijwel alle beleidstukken met de raad en gaat uitgebreid in op vragen over roken, onduidelijke afvalbakken en koffiebekers. De feedback heeft duidelijk invloed op het beleid. Studenten en medewerkers zijn goed geïnformeerd en er heerst soms een haast vrolijke sfeer. Kanttekening: het komt ook bij Rechten voor dat punten achter gesloten deuren worden besproken. Bijvoorbeeld over de herinrichting van het Kamerlingh Onnes Gebouw en over het Leiden Law Park.
Ook bij Geesteswetenschappen is de sfeer gemoedelijk. Het bestuur luistert goed naar de raad en neem de tijd voor een reactie. Wat opvalt, is dat vrijwel altijd dezelfde personen kritisch zijn. Sommige studenten komen alleen tot leven bij een stemronde. Het grootste deel van de vergadering is openbaar, maar soms worden gedeelten vertrouwelijk besproken. Doorgaans is dit vooraf op de agenda vermeld, hoewel vorige week een onderwerp na opening van de vergadering ineens vertrouwelijk werd gemaakt omdat de inhoud ‘zou kunnen leiden naar personen’. Wel wordt op de agenda altijd vermeld wat het onderwerp van dat vertrouwelijke deel is.
Sociale Wetenschappen is een grote faculteit met strakke protocollen. Dat kwam de sfeer niet altijd ten goede. Een paar jaar geleden liepen pogingen van de personeelsgeleding om in de vergadering een punt te wijzigen zelfs bijna uit op ruzie. De gemoederen zijn de laatste tijd echter bedaard. De faculteit had dan ook nogal wat te verduren, met misstanden bij pedagogiek en psychologie die de landelijke media haalden. De eerste affaire werd voornamelijk achter gesloten deuren behandeld. Het huidige bestuur lijkt voor openheid te kiezen, en vragen over de kwestie-Colzato, de psycholoog die van grootschalige fraude is beschuldigd, werden in het openbaar beantwoord.
Archeologie is de kleinste faculteit. Met zo’n klein clubje kent iedereen elkaar, dus de sfeer is vrij open. Toch kiest het bestuur regelmatig voor een besloten gedeelte, tot nu toe in bijna elke vergadering van dit collegejaar.
De Faculteit Governance en Global Affairs in Den Haag is wat betreft beslotenheid echt een zorgenkind. Ook daar is bijna elke vergadering een vertrouwelijk gedeelte. Meestal maakt het bestuur niet bekend wat daar besproken wordt. In het openbare gedeelte zijn de raadsleden vooral procedureel bezig en weinig inhoudelijk. FGGA-decaan Erwin Muller stelt in een reactie dat het altijd ‘om personen of om veiligheidskwesties’ gaat als er iets vertrouwelijks op de agenda staat. ‘Als het openbaar besproken kan worden, doen we dat altijd. Ik wil zo min mogelijk vertrouwelijk doen. Soms is het ook de faculteitsraad die iets vertrouwelijk wil behandelen.’ VB/BB/AK/SvL/SW