Extra vroeg opstaan, zodat je op tijd op de fiets kunt springen. Voor de deur wachten. Dan rennen. Eventueel je ellebogen gebruiken. Alles was verantwoord in de eeuwige race om een plekje in de UB te bemachtigen.
Nou ja, zo ging dat vroeger.
Want áls de universiteitsbibliotheek straks weer open mag, worden studenten nog maar mondjesmaat toegelaten. ‘We kunnen maar één vierde van de bezetting toestaan’, vertelt directeur Kurt De Belder. ‘In de UB hebben we duizend werkplekken. Daarvan kunnen we er maar maximaal 250 gebruiken.’
Niet alleen de UB moet zich aanpassen, als de universiteit straks opengaat in een anderhalvemetermaatschappij, hoe gaat die er dan uitzien? Hoe zit het met de collegezalen, kantines en kantoren? Zit er straks rode tape op de vloeren, zoals in supermarkten? Moeten we mondkapjes dragen, social distancing hats (zoals deze Chinese kinderen) of bubble balls?
Wie is welkom?
Dat er veel minder ruimte is in anderhalvemeteruniversiteit, staat vast. En dat werpt de vraag op: wie is er dan welkom?
De Belder vertelt dat de UB niet alleen druk bezig is met het reduceren van het aantal werkplekken, maar ook worstelt met de vraag hoe ze studenten moeten selecteren voor die verminderde plekken.
‘Sowieso laten we alleen Leidse studenten toe’, vertelt hij. ‘Maar ook dan zit onze bibliotheek al redelijk vol. Dus er zullen mensen zijn die geen gebruik kunnen maken van de studieplekken. Hoe gaan we dat regelen? First come, first serve? Met een reserveringssysteem? Dat zijn we nog aan het uitwerken.’
Eenrichtingsverkeer
En met alleen het wegslepen van ruim 700 stoelen ben je er nog niet. ‘We moeten een looproute aanleggen. Onze twee trappen zijn te smal, daar moeten we eenrichtingsverkeer van maken. Van de liften ook; met één kan je alleen naar boven, de ander gaat naar beneden. En in de studiezalen moeten we voorkomen dat mensen te dicht langs elkaar lopen. Ook daar zal eenrichtingsverkeer moeten gelden. Om een studiezaal te verlaten zal je dus langer moeten lopen naar een andere uitgang.’
Ondanks alle vraagstukken (‘De toiletten: hoe gaan we dat regelen?’) verwacht De Belder niet dat de universitaire bibliotheken binnenkort weer open mogen. ‘Daarom proberen we stapje voor stapje een anderhalvemeter-bibliotheek te creëren.’
Om te beginnen mogen studenten weer printen, op reservering. De leeszaal Bijzondere Collecties gaat weer open, op reservering, zodat onderzoek weer kan worden opgepakt.
En fysiek onderwijs op de anderhalvemeteruniversiteit, is dat haalbaar? Voorlopig niet, zo lijkt de universiteit te hebben besloten.
Het faculteitsbestuur van Sociale Wetenschappen mailde onlangs naar het personeel, in afwachting van een briefing met het Centraal Crisisteam (CCT) die de verschillende scenario’s heeft uitgewerkt: ‘Voor onderwijs moeten we ervan uitgaan dat wij, in ieder geval in het eerste semester van academisch jaar 2020/21, al het onderwijs online aan moeten bieden.’
Hoop op hybride
Ook de juridische faculteit gaat uit van dit scenario, zegt hoogleraar rechtsgeschiedenis Egbert Koops. ‘De boodschap lijkt te zijn: online - wellicht en waar het kan hybride - voor het hele eerste semester. Hoe dat gaat uitpakken is ieders vraag. Ik hoop dat er snel duidelijkheid geschapen wordt en dat de staf geen dubbel werk hoeft te doen.’
Als het kan, hoopt hij dat de masters in hybride vorm kan worden aangeboden, een mengvorm van online en offline. ‘En zodra het kan, moeten we ook de toetsing offline halen - ook als dat meer werk betekent.’ Immers: als de studenten in kleinere groepen tentamen moeten maken, vereist dat verschillende versies.
Bij de bèta’s speelt nog een extra probleem: zij gebruiken naast collegezalen ook laboratoria voor praktijkonderzoek. Jan Aarts, wetenschappelijk directeur en hoogleraar experimentele natuurkunde, vertelt dat die ‘practica voor extra problematiek zorgen bij het vormgeven van het onderwijs van volgend jaar’.
Looproutes
Ander probleem: als er zoveel ruimte verdwijnt, kunnen alle medewerkers dan nog terecht?
Jan-Bart Gewald, directeur van het Afrika Studiecentrum en hoogleraar Geschiedenis van Afrika, buigt zich samen met zijn crisisteam al een aantal weken over dit probleem. Het onderzoekscentrum, gevestigd in het Pieter de la Court-gebouw, telt ruim vijftig medewerkers en maar zo’n 20 (kleine) kantoren.
‘We zullen een soort rooster moeten opstellen, zodat we ervoor kunnen zorgen dat er maar één persoon in elk kantoor is. Collega’s kunnen dagen of dagdelen met elkaar afwisselen. En in de grotere kantoren waar meer dan twee personen werken, zullen we een looproute moeten aanbrengen.’
De gezamenlijke koffie- en lunchpauzes ziet hij voorlopig niet doorgaan. ‘Dat is het verneukeratieve aan deze ziekte: het treft de mens waar hij het sterkt is; in zijn vermogen om sociaal te zijn.’
Hoewel hij druk bezig is met het uitwerken van een anderhalvemeter-protocol, verwacht hij dat iedereen de komende maanden nog thuis zal moeten werken.
‘Ik heb onderschat hoe vermoeiend dat is, het werken met kleine beeldschermpjes. De meeste medewerkers hebben thuis geen ergonomische werkplekken. We moeten dat allemaal maar gewoon aanschaffen. Aan de ene kant geeft de universiteit toe dat er nu een heel groot probleem speelt, maar aan de andere kant moeten we ook gewoon door - om maar het financiële motortje van de universiteit draaiende te houden. Dat vind ik problematisch.’
Hulp nodig
Remco Breuker, hoogleraar Koreastudies is het daarmee eens. ‘Als we mensen blijven dwingen om thuis te werken, moet de universiteit met structurelere ondersteuning komen. Dat je je werkcomputer naar huis mag meenemen bijvoorbeeld, dat is mij nog niet gelukt. En een betere bureaustoel. Ik ben vast niet de enige die dit thuiswerken aan zijn rug voelt. Het liefst zou ik morgen weer naar de universiteit gaan.’
Zo ook Gewald: ‘Ik heb in mijn functie als directeur gemerkt hoe belangrijk het is om ter plaatse te zijn. Dan merk je snel wat er speelt. Nu zijn het juist de mensen die mij niet bellen of mailen, die hulp nodig blijken te hebben.’
En als de anderhalvemeteruniversiteit straks haar deuren opent, hoe zien de kantines er dan uit? ‘In de restaurants gaan we alle handcontactpunten vermijden’, zegt locatiemanager Rob Buis. ‘Waar mensen eerst zelf soep en salades mochten opscheppen, zetten we een medewerker met handschoentjes neer. Ook de snackmuur met kroketten gaat dicht, want anders sta ik continue die klepjes te ontsmetten.’
Maar niet getreurd, de gefrituurde snacks verdwijnen niet uit het assortiment: ‘We zullen ze in stenen bakjes klaarzetten.’
Ganzenbord
‘We gaan ook een looproute aanbrengen in de kantines en cafés, zoals je ziet in supermarkten - een soort ganzenbord, zoals wij dat noemen. En we beperken het aantal mensen dat naar binnenkomt.’ Ook worden er zogeheten ‘kuchschermen’ opgehangen bij de kassa’s.
En was het vroeger vaak al dringen in de kantines, dat zal zeker niet verbeteren, waarschuwt hij. ‘We hebben een proefopstelling gedaan in het Pieter de la Court-gebouw. Dat viel tegen. We verliezen zeker twee derde van de zitplekken. We verwachten ook niet dat alle gebouwen weer vol zullen lopen. Eerst zullen vooral de medewerkers terugkomen, en die eten veel in hun kamer. Maar het is wel lastig met het inkopen en bereiden van voedsel. De hoeveelheden zullen een stuk minder zijn.’
‘Verder is het afwachten. Wij zijn er klaar voor. Zodra er groen licht gegeven wordt, zijn wij binnen een uur open.’