Het was een spannende avond voor de bewoners van het Leidse Doelencomplex, op 21 januari 2016. Vanaf de publieke tribune keek een groep toe hoe de gemeenteraad hun toekomst besprak. De 58 sociale huurwoningen dreigden te worden gesloopt omdat ze moesten wijken voor een nieuwbouwproject van faculteit Geesteswetenschappen. De universiteit wilde op die plek een zogeheten humanities campus doen verrijzen.
Aart Martin de Jong zat die avond ook op de tribune, als voorzitter van de wijkvereniging. Nog voor de vergadering werd geopend ‘viel mijn bek open’, zegt hij. Burgemeester Henri Lenferink beklom de trap richting de tribune en stapte de loge binnen. ‘Wat hij toen flikte, kan echt niet: hij liep straal langs de bezorgde bewoners, direct door naar de universiteitsbestuurders om hen te begroeten.’
Verbijsterend
‘Hij negeerde de bewoners volledig’, zegt Hans Sierat, die avond ook aanwezig namens huurdersbelangenvereniging de Eendracht. ‘Verbijsterend’, vindt collega Elger Niels. ‘Er spreekt een soort argeloosheid en vanzelfsprekendheid uit. Het zegt alles over hoe een beslissing tot sloop tot stand komt: oh ja, de bewoners zijn er ook nog. Staan zij op gelijke hoogte met de universiteit? Ik ben bang dat uit deze zaak blijkt van niet.’
De Jong: ‘Wie is de baas in Leiden? De verwevenheid tussen stad en universiteit werd daar in ieder geval wel even heel duidelijk aangetoond.’
Zitten de stads- en universiteitsbesturen bij elkaar op schoot? Gaat de gemeenteraad door de knieën als de academie met een enkeltje Den Haag wappert? Moet alles wijken voor de groei van de universiteit, over de ruggen van gewone Leidenaren? Of zijn het de Leidenaren zelf, die de ontwikkeling van de stad in de weg zitten? Heeft Leiden wel een baas, en wie is dat dan?
Aan de hand van de grootste hoofdpijndossiers onderzoekt Mare de komende tijd de relatie tussen de gemeente, de universiteit en de bewoners van Leiden in een reeks artikelen.
Van de vermeende verwevenheid was dertien jaar geleden in ieder geval geen sprake. De plannen voor de bouw van een tram door de binnenstad gooiden de verhoudingen overhoop. De provincie Zuid-Holland wilde de infrastructuur verbeteren, met als paradepaardje een tramverbinding vanaf Gouda naar Alphen aan den Rijn, via Leiden, genaamd de RijnGouweLijn. Die zou in Leiden dwars door de binnenstad gaan, door de Breestraat.
Veel comfortabeler
‘Het idee was de RijnGouweLijn door te trekken naar de kust, zegt Ton van Raan. De emeritus hoogleraar kwantitatieve wetenschapsstudies lobbyde namens de universiteit voor de tram. ‘Dat was voor de universiteit, en vooral het Bio Science Park, aantrekkelijk. Een comfortabele rails, veel comfortabeler dan een bus, waarmee je in vijf minuten in de historische binnenstad zit, en in tien minuten in een badplaats aan de kust. Wat wil je nog meer?’
De tram was belangrijk voor de groei van de universiteit, legt Van Raan uit. ‘Het zou in Gouda starten. Dan denk je: wat een rare verbinding. Maar voor de universiteit speelde iets anders: de regio Gouda is een bron van studenten. Die kunnen naar Rotterdam of Leiden, en kozen vooral voor Rotterdam, zeker geneeskundestudenten. De Rotterdamse medische faculteit is fors groter. Dus het wegtrekken van studenten uit Rotterdam speelde ook mee.’
De plannen werden kort na de eeuwwisseling gemaakt, en niet lang erna leek alles in kannen en kruiken. De gemeenteraad wees het verzoek van buurtverenigingen af, die in 2002 om een referendum vroegen. Een overweldigende meerderheid van de gemeenteraad stemde tegen. Zo’n referendum, vond men, zou de besluitvorming alleen maar vertragen.
Vijfenhalf miljoen
In 2005 waren de plannen zo goed als rond, mede te danken aan wethouder Alexander Pechtold van D66.
Het universiteitsbestuur besluit vijfenhalf miljoen aan het project bij te dragen. Dat bleef niet onopgemerkt door de Tweede Kamer.
‘Ik begon in 2005 als lid van het college van bestuur, en werd direct geconfronteerd met Kamervragen over waarom de universiteit een bijdrage leverde’, zegt Willem te Beest. ‘Dat was niet zo moeilijk uit te leggen. Wij hadden er vooral mee te maken omdat een deel van de grond van de universiteit was, en omdat de grondwaarde wordt bepaald door de bereikbaarheid en de ontsluiting van het Park.’
Leidse organisaties zagen behoorlijk wat beren op de weg, en de kritiek verhardde snel in de twee jaar die volgden: de tram was te duur, te groot, te milieubelastend, te onveilig, de plannen waren slecht uitgewerkt, en zouden ten koste gaan van busverbindingen met andere wijken. De Fietsersbond, reizigersverenigingen Rover en Stoom, Milieudefensie en verschillende wijkverenigingen stuurden een open brief naar de gemeenteraad, met kritiek en alternatieven. Op inspraakavonden uitten ze hun bezwaren.
Stoom deed zelf onderzoek en concludeerde dat de remweg van een tram twee keer zo lang was als die van een bus. Dat zou volgens hem tot duivels dilemma's leiden: ‘Een noodstop bij hogere snelheden kan echter ernstige gevolgen hebben voor de OV-reiziger. De keuze voor de bestuurder is dan: het veroorzaken van gewonden bij reizigers in de RGL-treinstellen of een dodelijk slachtoffer onder de RGL.’
Achterlijk
‘De beer was los’, zegt Van Raan. ‘Het ging allemaal om emoties. Het grappige is dat de Breestraat tot in de jaren zestig altijd trams gekend heeft. En nu was er een aanzienlijk deel van de bevolking dat zei: “Oh, zware trams! Dat kan niet!”’
Begin 2007 reed een 75 meter lange colonne vrachtwagens door de Breestraat, onder leiding van de Bekende Leidenaar Peter Labruyere. ‘Achterlijk’, reageert een student die aan de Breestraat woonde destijds in Mare: ‘Hells Angels-achtige motorrijders met van die onwijze trucks erachter: die trucks waren veel groter dan de tram!’
Maar ook de gemeenteraad verandert van gedachten. ‘Een paar partijen gingen meteen dwarsliggen’, zegt Van Raan. ‘De SP, bijvoorbeeld, die toen nog in de oppositie zat. Dan krijg je verkiezingen waarbij D66 uit het college van B&W verdwijnt, en het nieuwe bestuur aandringt op het beruchte referendum.’
SP’er Paul Jonas, die kort erna wethouder zou worden, noemt een aantal bezwaren. De komst van de tram zou de busverbindingen uithollen, en er zouden niet genoeg passagiers zijn. ‘De argumenten vóór waren meer van politieke aard – ik zet dan politiek tegenover werkelijkheid zoals die was. Die lijn zou niet gaan renderen.’
Daarnaast: ‘Er waren rapporten van onder andere de NS die stelden dat als de RijnGouweLijn er kwam, er geen dubbelspoor naar Utrecht zou komen. Daarbij was er een financieel argument. Het budget werd overschreden. Die schuld zou als een molensteen om de nek van Leiden hangen.’
Angst
Namens de universiteit trok ook Van Raan ten strijde. Hij was veel te vinden op inspraakavonden, stapte naar de provincie en organiseerde lezingen voor bewoners.
Hij pleitte voor vooruitgang van de stad, die volgens hem dreigde te vervallen in armoe. ‘De rol van Leiden als centrumstad binnen de Randstad gaat steeds verder achteruit. Zowel als congresstad als voor verblijfstoerisme zit Leiden ver onder de maat. Men heeft goud in handen, maar er wordt niets mee gedaan. Angst voor vernieuwing en verstoring van de rust kenmerken deze stad en zijn bewoners al heel lang’, zei hij tegen de gemeenteraad in 2005.
‘Het was een dossier dat de voor- en tegenstanders verscheurde’, zegt Gerda van den Berg, die in 2006 wethouder Jeugd, Welzijn en Financiën werd voor de PvdA. ‘Het ging op gegeven moment ook niet meer om feitelijkheden: je geloofde erin, of niet.’
Van Raan was niet onder de indruk van de tegenargumenten, zegt hij. ‘De meeste vond ik vrij emotioneel, behalve die over veiligheid, misschien. Maar in andere steden met trams rijden ook fietsers.’
Draagvlak
In 2006 kreeg Leiden een links bestuur – SP haalde flink wat zetels binnen. Maar de tram verdeelde de coalitie. ‘De verhoudingen waren zo dat we een progressief college konden vormen: SP, PvdA, GroenLinks en de ChristenUnie’, zegt Jonas. ‘Die onderhandelingen gingen heel goed, maar over één ding waren we het niet eens: de RijnGouweLijn. We kwamen er niet uit. Er was voor beide kanten iets te zeggen. De provincie zat in onze nek: die tram moest er komen.’
‘Ja, de PvdA was voor, en geloofde ook echt dat er genoeg draagvlak was’, zegt Van den Berg. Uiteindelijk werd het een compromis, zegt ze: een referendum. Jonas: ‘We waren allemaal niet zo van de referenda, je moet er toch politiek uitkomen vonden we. Het leek een oplossing, en we spraken af dat de uitslag bindend zou zijn.’
Op 7 maart 2007 was het zover. Het resultaat was een overtuigend ‘Nee’. Bijna zeventig procent stemde tegen de tram, met bijna 55 procent opkomst. ‘Dus we gingen ervan uit dat dit de uitspraak was waar we ons aan moesten houden’, zegt Jonas. ‘We hadden elkaar het vertrouwen gegeven dat we ons zouden houden aan de uitslag. En de mensen vertrouwden daar op.’
Multi-interpretabel
‘En toen kwam, er eerst vanuit PvdA, en daarna vanuit GroenLinks, het nieuws dat die tram toch moest komen.’ De coalitiegenoten hadden een brief gestuurd naar de provincie, waarin stond dat de gemeente mee zou werken aan de RijnGouweLijn, maar dan op een ander traject: het Hooigracht-Langegracht-tracé.
Een heikel punt was de formulering van de referendumvraag, die multi-interpretabel bleek: “Wilt u dat de gemeente Leiden meewerkt aan de RijnGouweLijn door Leiden?”
‘Daar is het helemaal misgegaan’, zegt Van Raan. ‘De tekst van het referendum is helemaal niet duidelijk. Veel Leidenaren dachten dat het ging om een tram door de Breestraat, maar je kon het ook uitleggen als een tram door geen enkel gedeelte van de stad.’
Dat meningsverschil brak uiteindelijk het college op. Jonas: ‘Het college zei: als jullie niet verder willen, moeten jullie opstappen. Wij zeiden: Nee, de democratie, die speelt zich in de stad af. Eigenlijk moeten jullie opstappen.’
Ruggengraat
Jonas en zijn partijgenoot Raymond Keur namen ontslag als wethouder. Uit de gemeenteraad klonk een storm van protest, vooral van D66. Paul van Meenen diende een motie van wantrouwen in tegen de resterende coalitie. Dat werd afgezwakt na een betoog van burgemeester Henri Lenferink, die vond dat het slecht zou zijn voor de verhoudingen om alle wethouders te ontslaan. Het college viel alsnog.
Van Meenen haalde hard uit naar de coalitie tijdens de heftige raadsvergadering van 16 oktober 2007. ‘Nadat de CU-fractie bereid was gevonden haar kiezers definitief te verraden door akkoord te gaan met de mogelijke aanleg van de RijnGouweLijn over de Hooigracht/Langegracht, was het een forse tegenvaller dat de SP wel een ruggengraat bleek te hebben, en een stevige ook. Ik weet hoe het er aan toe kan gaan in de achterkamertjes als de PvdA bovenop je gaat zitten.’
Op advies van informateurs Melanie Schultz van Haegen, staatssecretaris en voormalig VVD-raadslid; en oud-rector van de universiteit Douwe Breimer, wordt het overgebleven rompcollege aangevuld met VVD en CDA.
De RijnGouweLijn lijkt, vooralsnog, gewoon door te gaan.
In de volgende aflevering: de universiteit dreigt met een rechtszaak. Deze reeks verhalen werd mogelijk gemaakt door het Leids Mediafonds.