Met zijn recent bij Cambridge University Press verschenen boek Rethinking the Law School introduceert Carel Stolker het vakgebied van professioneel bestuur van juridische faculteiten. Hij plaats vier thema’s centraal: Education, Research, Outreach and Governance. Zijn studie is Engelstalig en daarmee gericht tot het brede forum van bestuurders van law schools over de hele wereld.
Rethinking the Law School moet geplaatst worden in een bredere ontwikkeling waarbij organisaties van professionals zoals faculteiten en universiteiten, rechterlijke colleges, advocatenkantoren, accountantskantoren en ziekenhuizen niet meer bestuurd worden door een primus inter pares die tijdelijk ‘de maatschap’ aanvoert. De afgelopen decennia hebben laten zien dat hogere eisen worden gesteld aan organisaties van professionals en dat daarvoor ook een professionalisering van het bestuur noodzakelijk is. Eind jaren negentig werd die ontwikkeling voor universiteiten in Nederland in werking gezet.
Als eerste Leidse rechtendecaan onder de Wet Modernisering universitaire bestuursorganisatie, de MUB uit 1997, heb ik ervaren hoe lastig het was om niet meer de traditionele eerste onder gelijke collega-hoogleraren te zijn, en mede inhoud te moeten geven aan facultaire professionalisering en verantwoording richting college van bestuur. In die tijd heb ik intensief – en plezierig - samengewerkt met Carel Stolker die destijds als directeur van het E.M. Meijers Instituut reeds zijn bezieling voor de organisatie van academisch onderzoek toonde en gedreven bijdroeg aan internationale samenwerking. Mijn bias met zowel de schrijver als het onderwerp heb ik hiermee geëxpliciteerd.
Na mijn wat onfortuinlijke vertrek als decaan en een periode van ‘tussenbestuur’ door enkele externe professionele bestuurders zoals oud-SER-voorzitter Theo Quené, heeft Carel Stolker de Rechtenfaculteit als decaan van 2005 tot 2011 in rustiger vaarwater gebracht. Inmiddels is hij na het schrijven van deze studie gedurende een sabbatical in 2013 aangetreden als rector en voorzitter van het college van bestuur. Daarmee heeft hij bewezen de ‘professionele’ universitair bestuurder te zijn van de nieuwe soort, die van zeer nabij dat universitaire professionaliseringsproces heeft meegemaakt.
Maar getuige zijn Rethinking Lawschool is hij tegelijk onderzoeker gebleven, een enthousiaste onderzoeker die instemmend de woorden van schrijver George Steiner aanhaalt: ‘Universitas: what a proud word!’ Carel Stolker is trots en zijn boek heeft als ondertoon: ‘Kijk eens hoe mooi en interessant!’
De toegevoegde waarde van zijn studie is niet alleen dat hij (aankomend) universitaire bestuurders een kader biedt voor reflectie op universitair bestuur, maar ook dat hij een basis legt voor de verdere ontwikkeling van het ‘vak’ bestuur van een rechtenfaculteit en in een internationale context van de ‘law school’. Met zijn boek plaatst hij zich te midden van collega’s in binnen- en buitenland die recent hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van dit vakgebied.
Enerzijds is zijn studie beschrijvend als hij de grote verscheidenheid laat zien van het fenomeen law school over de gehele wereld. Anderzijds is Stolker analytisch wanneer het om ‘recht’ als vakgebied gaat en om de provocerende vraag of het vak ‘recht’ wel thuis hoort op een universiteit.
De analyse keert terug bij zijn inventarisatie van de uitdagingen waarvoor law schools staan: de financiering, ‘widening participation: massification, diversification, privatisation and marketisation’, ‘diversification in research’, ‘institutional autonomy and state regulation’, en het onderwerp professioneel bestuur: ‘academics versus managers’, ‘globalisation and internationalisation’, ‘collaboration in higher education’ en ‘scientific integrity and the league tables’. Deze onderwerpen vinden uitwerking en reflectie in het vervolg van zijn studie.
Maar ook een aardig onderwerp als creating creativity in the law school krijgt bijzondere aandacht. Voor juristen is creativiteit haast per definitie een lastig onderwerp: recht is conserverend en rechtswetenschap tendeert naar descriptie van het positieve recht.
Zelf heb ik dit bij voorbeeld ervaren toen ik rond 2000 het onderwerp ‘mediation’ en procedurele rechtvaardigheid gebaseerd op sociaal wetenschappelijk onderzoek in de rechtenfaculteit in Leiden probeerde te introduceren. Voor een dergelijke vernieuwing was toen weinig ruimte. Inmiddels ligt er EU regelgeving en een initiatief wetsontwerp over mediation en dat vormt kennelijk nu voldoende reden om het vak op te pakken. Eigenlijk te laat. Terecht besteedt Stolker daarom aandacht aan de noodzaak van multidiciplinair onderzoek. Vernieuwing vindt plaats op het snijvlak van disciplines. Voor een rechtenfaculteit is dat een uitdaging, omdat het vakgebied op zich al is versplinterd over vele wat ik noem ‘hyper-disciplines’.
Aan het slot van zijn studie klinkt Stolkers pessimisme door. ‘Left to their own devices, law schools do appear to change, but slowly. Unfortunately, it appears that real change in our education and research requires external drivers, such as rankings, outside examinations and accreditations.’
En: ‘Perhaps we are part of the problem ourselves to some extent, being lawyers. We do not much like change.’
Ik deel dit pessimisme van Stolker. Maar zelf verbonden te zijn geweest aan de rechtenfaculteiten van Groningen, Nijmegen, Tilburg, Amsterdam (UvA), Leiden en sinds kort Utrecht durf ik te stellen dat Leiden sterk is in historie en traditie, maar zwakker als het om vernieuwing gaat. Het boek van Stolker biedt ‘food for thought’ om hier verandering in te brengen. Maar ja, dat is tegelijk het probleem…
Het slot van zijn studie levert een fraaie reflectie op als het om de waardeoriëntatie van law schools gaat. Met verwijzing naar het internationale netwerk ‘Scholars at Risk’ memoreert Stolker het grote belang van internationale samenwerking voor de versterking van de positie van juristen in landen waar het gebrek aan rechtsstatelijkheid een voortdurende bedreiging vormt voor academische vrijheid en mensenrechten voor wetenschappers. Hier klinkt Stolkers nimmer tanend commitment aan recht en rechtvaardigheid door.
Carel Stolker, Rethinking the Law School. Education, Research, Outreach and Governance, Cambridge University Press, 480 pgs.
Het Fordje en de trekker
Alex Brenninkmeijer was tussen 1995 en 2005 Leids hoogleraar staats- en bestuursrecht. In 1998 werd hij decaan van de Rechtenfaculteit, die toen in financieel zwaar weer verkeerde. ‘Het is moeilijk gebleken veranderingen aan te brengen in een starre organisatie’, zei Brenninkmeijer na verloop van tijd in Mare. Hij vergeleek de faculteit met een oud Fordje: ‘Het puft maar voort.’
Nadat in oktober 2000 een negatief rapport over de bestuurlijke en financiële problemen verscheen, vertrok hij, samen met de rest van het faculteitsbestuur. ‘We hebben geprobeerd met onze schouders het Fordje op gang te duwen’, vertelde hij Mare. ‘Dat leidde tot onvoldoende vaart. Nu komt er een trekker.’
Tussen 2005 en 2014 was Brenninkmeijer de Nationale Ombudsman, die klachten van burgers over de overheid behandelt. Tegenwoordig is hij lid van de Europese Rekenkamer en faculteitshoogleraar institutionele aspecten van de rechtsstaat aan de Universiteit Utrecht.