‘Archeologen zijn de bemiddelaars van kennis, kijken constant naar verbeteringen die ons dichter bij ons verleden en tegelijkertijd dichter bij de toekomst brengen’, zegt Martijn Manders. ‘Maar onderwaterarcheologie wordt toch altijd als een soort rariteit gezien.’
En dat is onterecht, vindt de bijzonder hoogleraar onderwaterarcheologie en maritiem erfgoedbeheer, die maandag zijn oratie hield. ‘Nederland bestaat voor tweederde uit water. Toch bevinden van de 63.000 rijksmonumenten die Nederland heeft, slechts negen zich onder water. Dat kan toch niet kloppen. Het is vaak niet duidelijk waarom iets een rijksmonument is, omdat we niet bepaald hebben wat daarvoor precies de criteria zijn. Benoemen we iets omdat het belangrijke momenten in de Nederlandse geschiedenis vertegenwoordigt, of omdat het kwetsbaar erfgoed is dat extra bescherming behoeft? Of zijn het locaties die ons sociaal en cultureel binden?’
Het cultureel erfgoed onder water ‘wordt enorm bedreigd’, zegt Manders, ‘door windmolenparken, activiteit op zee, natuurlijke erosie, klimaatverandering en de daardoor veranderende zuurgraad van het water en rovers. Er zijn veel mensen actief in de onderwaterwereld, ook omdat het spannend is. Naast commerciële bergers die wrakken op grote schaal leeghalen zijn er ook duikers die souvenirs meenemen. Dat is op zich niet erg, maar wel als dat meer dan honderd keer en soms zelfs duizend keer gebeurt.’
Zuurstof
Daarom is er bescherming nodig, zowel juridisch als fysiek. ‘Je zou scheepswrakken kunnen afdekken met speciaal gaas, waardoor ze zichzelf weer ingraven in zand. Schepen worden aangetast door omgevingen waar zuurstof is. Want waar zuurstof is, is leven. De diepste delen van de Zwarte Zee bevatten geen zuurstof. Daar zijn schepen uit de Romeinse tot Byzantijnse tijd die nog heel goed bewaard zijn gebleven.’
Onderwaterarcheologie is een kostbare aangelegenheid. Volgens de onderwaterarcheoloog kost een dag duiken op zee al snel 10.000 euro. ‘Er zijn in Nederland veel regels waar je aan moet voldoen als je professionele onderwaterarcheologie bedrijft. Zo heb je een relatief duur schip nodig, duikapparatuur en natuurlijk duikers. Als we dieper duiken dan 15 meter, hebben we ook nog een decompressietank en nog meer gespecialiseerde apparatuur nodig. Dan stijgen de prijzen al snel naar 20.000 euro per dag of zelfs meer.
‘En dan heb ik het nog niet eens over schepen die op 100 meter diepte liggen. Het is bijna onbetaalbaar om duikers zulke diepten in te sturen. Het voordeel is dat die schepen vaak erg stabiel liggen.’ Het onderzoek wordt voornamelijk met camera’s uitgevoerd. ‘Je moet je voorstellen dat er dan iemand in zo’n hok zit met een joystick, als een soort gamer, terwijl er allemaal wetenschappers mee zitten te koekeloeren.’
Archeologen kunnen mogelijke locaties van scheepswrakken inschatten aan de hand van belangrijke vaarroutes of havens. ‘Maar het merendeel wordt echter door anderen ontdekt. Bijvoorbeeld door vissers, sportduikers of de Rijkswaterstaat die sonarbeelden van de bodem maakt. Het is vaak zoeken naar een speld in een hooiberg, zeker in wateren waar vaak ook nog slecht zicht is, zoals de Waddenzee.’
Gifitg graan
Al dat geld en alle moeite is het archeologisch onderzoek meer dan waard, vindt de bijzonder hoogleraar. ‘De relatie tussen mensen en het water in Nederland is evident. We zijn echt een maritieme natie en hebben ontzettend veel te danken aan al dat water. Heel veel van ons verleden ligt dan ook op de bodem van de zeeën, rivieren en meren.’
Een voorbeeld van een belangrijke vondst is een zestiende-eeuws schip dat Manders met zijn collega’s heeft opgegraven, genaamd de Scheurrak SO1. ‘Je bent vaak de eerste die het na honderden jaren ziet. Dat geeft echt een enorme kick. Dit was een vrij eenvoudig graanschip dat is gezonken aan het eind van de zestiende eeuw. Toen we de lading graan onderzochten, keken we naar het onkruid dat zich tussen de graankorrels bevond. Daaraan konden we zien waar het vandaan kwam, maar ook dat er een grote hoeveelheid bolderik tussen het graan zat. Dat is een giftig kruid waarvan de zaadjes net zo groot zijn als graanzaadjes, waardoor ze vaak mee werden gemalen. Als je dat eet, stapelt het gif zich langzaam op in je lichaam en daar kan je uiteindelijk aan doodgaan. Soms bestond wel meer dan tien procent van de zadenmonsters uit bolderik, absurd veel.’
Maar niet alleen die ontdekking was van belang. ‘Je leert door zo’n wrak ook hoe mensen sliepen aan boord: niet in hangmatten zoals we dat vaak in films zien, maar in bedden van kleine houten schotten met een geweven zak met stro erin. We hebben ook kleding gevonden. Over koningen en belangrijke mensen is ontzettend veel geschreven, maar er is weinig bekend over de gewone mens. Ik vind het interessant om aan de hand van tastbare bronnen al die puzzelstukjes in elkaar te leggen om een groter beeld te vormen van hoe het leven was in die tijd. Van al dat soort dagelijkse dingen zouden we zonder archeologie niets weten.
‘Dat verleden is van ons. Het bepaalt wie we nu zijn, hoe we ons gedragen en hoe we naar anderen kijken. Zonder zouden we geen enkele verankering hebben, dan hadden we allemaal een enorme identiteitscrisis. Niet alleen vinden we veel overblijfselen van conflicten en oorlogen op de zeebodem, ook liggen er schepen die verbonden zijn met bijvoorbeeld de slavernij. Buiten het feit dat deze vondsten weer veel nieuwe informatie opleveren, kunnen we hier dus ook echt het verleden tastbaar ervaren en zo die zwarte bladzijden uit de geschiedenis veel intenser beleven. Dat wederzijds inlevingsvermogen wordt nu nog wel eens gemist in het debat.’