Ongeveer 90 procent van de transgender minderjarigen die in aanmerking komt voor puberteitsremmers is wilsbekwaam. Dat concludeert Lieke Vrouenraets, die voor haar proefschrift tien jaar onderzoek deed naar ethische vraagstukken in de transgenderzorg.
Jongeren zijn volgens haar in staat om zelf keuzes te maken over deze behandeling, in tegenstelling tot wat sommige critici beweren over de behandeling van jonge transgenders.
‘Tien jaar geleden waren deze dilemma’s een privékwestie tussen de behandelaar, de tiener en de ouders’, zegt Vrouenraets. ‘Tegenwoordig is het een publiek debat waarin de media, de rechtspraak en eigenlijk iedereen die hierover een mening heeft lijkt mee te discussiëren.’
Zo diende Thierry Baudet een motie in, waarin hij vroeg om een verbod op het gebruik van puberteitsremmers bij minderjarigen omdat dit een ‘onomkeerbare behandeling’ zou zijn waar kinderen ‘hun leven lang spijt van zouden kunnen krijgen’.
Omkeerbaar
Puberteitsremmers onderdrukken de ontwikkeling van de secundaire geslachtskenmerken, zoals baard- en borstgroei, maar de effecten ervan zijn wel degelijk omkeerbaar. Wanneer een puber stopt met de medicatie gaan de geremde ontwikkelingen weer van start, of veranderen van koers als de adolescent op latere leeftijd besluit door te gaan met de transitie door over te stappen op ‘genderbevestigende’ hormonen. Baudets motie werd dinsdag overigens weggestemd.
De discussies over de transgenderzorg voor minderjarigen gaan er de afgelopen jaren vurig aan toe. Waar de een dit soort behandelingen als een verlichting van lijden en levensreddend ziet, vindt de ander dat bijvoorbeeld het gebruik van puberteitsremmers te veel risico’s met zich meebrengt.
Vrouenraets zegt dat ‘er enorme stijgingen zijn in aanmeldingen bij genderpoli’s in veel landen in Europa. Ook is de media-aandacht gegroeid en zijn deze ethische dilemma’s veel zichtbaarder geworden. We kijken nu wereldwijd mee in bijvoorbeeld rechtszaken, zoals die van Kiera Bell in het Verenigd Koninkrijk.’
In 2020 spande Bell een rechtszaak aan tegen de kliniek die haar behandelde. Zij kreeg op zestienjarige leeftijd puberteitsremmers en ging daarna in transitie tot man. Na vijf jaar werd voor haar duidelijk dat de genderidentiteit man toch niet paste en ging ze in detransitie.
Bell vond dat ze niet voldoende geïnformeerd was voor aanvang van de behandelingen en heeft spijt. Toen ze de rechtszaak won, had dit gevolgen voor de gehele transgenderzorg voor minderjarigen in het Verenigd Koninkrijk, omdat de rechter tijdens het hoger beroep besloot dat adolescenten hoogstwaarschijnlijk niet wilsbekwaam zijn.
Diagnose
Hoe kan het dat Vrouenraets vaststelt dat 90 procent van de 74 Nederlandse jongeren die meededen aan haar onderzoek wél wilsbekwaam is?
‘De context in Nederland is anders. Hier komen transgender minderjarigen pas in aanmerking voor puberteitsremmers nadat ze de diagnose genderdysforie hebben gekregen en aan diverse andere diagnostische criteria voldoen. Pas na dit traject van minstens een half jaar kunnen zij de volgende stap nemen, waarbij ze regelmatig en uitgebreid de effecten van bijvoorbeeld puberteitsremmers hebben besproken met een psycholoog of psychiater. Op het moment dat ze gaan beslissen over het al dan niet starten van de behandeling, heb ik gemeten of ze wilsbekwaam zijn of niet.’
Uit interviews met de tieners bleek dat de overgrote meerderheid wist waaraan ze begonnen en goed hadden nagedacht over de voor- en nadelen van de behandeling.
‘Beide kanten van de discussie vinden wilsbekwaamheid belangrijk, en hoe dit nu echt zit heb ik kunnen meten. Ethische uitdagingen zullen blijven bestaan, maar hoe meer data we hebben, hoe meer consensus er mogelijk is.’
Wachtlijsten
Of transgender jongeren de kans krijgen om die wilsbekwaamheid uit te oefenen, is onzeker. De zorg is zodanig opgestopt dat een jongere zo’n twee tot drie jaar moet wachten op een intakegesprek bij een gespecialiseerde kliniek. De enorme stijging van het aantal aanmeldingen is niet bij te benen voor de zorg. Wel zijn er steeds meer particuliere psychologen die dit gat proberen te dichten door adolescenten die kampen met genderdysforie hulp te bieden.
‘Het is verschrikkelijk dat transgender pubers drie jaar moeten wachten terwijl hun lichaam verandert. Daarom vind ik het positief dat zorgverleners willen helpen door met jongeren in gesprek gaan voordat ze bij een gespecialiseerde kliniek terecht kunnen. Ik denk echter wel dat het belangrijk is dat de kwaliteit van die zorg gewaarborgd wordt. Juist de gesprekken met collega’s over de ethische uitdagingen die dit werk met zich meebrengt zijn van belang om adequate zorg te bieden, en het is de vraag of deze zorgverleners die mogelijkheid hebben.’