‘Mensen en andere primaten staan dicht bij elkaar, maar primaten zijn helemaal niet muzikaal of talig zoals wij’, zegt universitair docent biologie Michelle Spierings. ‘Ze leren hun geluiden niet van anderen. Wij leren van onze ouders en omgeving: we kunnen praten omdat we spraak horen. Maar andere primaten zouden vrijwel dezelfde geluiden maken als ze in isolatie opgroeien.’
Lange tijd werd gedacht dat muzikaliteit en taalvaardigheid aan elkaar verbonden zijn, maar dat is niet noodzakelijk zo, vertelt Spierings. ‘Sommige eigenschappen zijn nodig voor muzikaliteit, maar niet voor taal. Ik heb lang onderzoek gedaan naar de overlap tussen taal en muziek. Maar ik dacht: dit gaat niets zeggen over of die capaciteiten samen of juist onafhankelijk van elkaar zijn geëvolueerd. Nu doen we onderzoek naar: zijn er pathways in het brein en cognitieve vaardigheden die speciaal ontwikkeld zijn voor muziek? En vinden we die ook in dieren? Dat zou een hint zijn dat die eigenschappen niet aan elkaar zijn gelinkt.’
Een eigenschap die je wel voor taal én muziek nodig hebt, is ritme. En dat is ook precies wat veel dieren wel hebben, zegt Spierings: ‘De meeste dieren kunnen wel regelmaat herkennen. Ze onderscheiden niet een beat per se, zoals de eerste noot in een vierkwartsmaat, maar kunnen wel drie slagen in hetzelfde ritme onderscheiden.’
Waar de meeste dieren afwijken van mensen, is in het type muzikaal gehoor. ‘Dat heb je nodig voor muzikaliteit, maar niet noodzakelijk voor taalontwikkeling. Hetzelfde geldt voor octaaf-equivalentie: dat betekent dat je kan horen dat een C hetzelfde klinkt als een andere C, zeven tonen hoger op de toonladder.
‘Absoluut gehoor betekent dat je een willekeurige toon kan herkennen en benoemen. Weinig mensen hebben een absoluut gehoor: maar 1 op de 10.000. Dieren hebben juist een absoluut gehoor. Ze noemen een toon dan niet een C, zoals mensen, maar ze herkennen de specifieke toonhoogte wel.
‘Relatief gehoor betekent dat je de afstand tussen noten kunt herkennen.’ Daardoor kun je een melodie onderscheiden. ‘Het betekent ook dat je een liedje herkent als het in een andere toonsoort staat.’ Dat kunnen de meeste dieren dan weer niet.
‘Relatief gehoor is vrijwel uniek voor mensen. Er zijn wel dieren die het kunnen, zoals papegaaien, maar dat is een heel select gezelschap. De muzikaliteit in papegaaien en mensen is waarschijnlijk los van elkaar ontstaan en ontwikkeld. Stel, we vinden iets in papegaaien en in mensen, dan is het onwaarschijnlijk dat het van een gemeenschappelijke voorouder komt. We kunnen namelijk wel zien: voor deze eigenschap heb je geen taal nodig maar wel muziek. De spraakimitaties die papegaaien doen hebben weinig met taal te maken. Er zit bijvoorbeeld geen grammatica in.
‘Baby’s hebben vaak wel een absoluut gehoor, is recent ontdekt. De theorie is nu dat tijdens het opgroeien het relatief gehoor de overhand krijgt. Dat is misschien efficiënter en wordt daarom overgenomen. Wij zijn ook niet helemaal absoluut gehoorloos, want als je een liedje goed kent, herken je de toon wel waarop het begint.’
Vogels delen wél eigenschappen met mensen die ten grondslag liggen aan muzikaliteit. ‘Ze staan verder van ons af, maar leren geluiden net als wij en zijn heel erg muzikaal. We delen met chimpansees veel DNA, en die kunnen maar vijftien geluiden maken en weinig echt leren. Dat is iets wat alleen in mensen is ontwikkeld, in walvissen en in papegaaien en zangvogels.
‘Sommige dieren zoals vleermuizen en olifanten kunnen mogelijk wel geluiden overnemen, dus vocaal leren. Relatief gehoor vinden we bijna niet. Veel diersoorten hebben wel een absoluut gehoor en een ritmegevoel. Misschien is dat dan de basis van onze muzikaliteit.’
Michelle Spierings, NGL Lezing - De basis van muziek. Donderdag 21 november 2024, 19:45 - 21:30 uur, Gorlaeus Gebouw, CM1.26.