De beklimmingen waren vaak heel steil en het terrein lastig begaanbaar’, vertelt universitair hoofddocent archeobotanie Michael Field, die onlangs een van de gevaarlijkste paardentochten in de wereld maakte door Namibië.
‘Het was een hachelijke onderneming. Je rijdt door woestijn in al zijn vormen: zand, kiezels, stenen en rotsen. Als je uit een vallei kwam, was het haast rotsklimmen. Of als je juist een vallei wilde bereiken, kreeg je te maken met gevaarlijke afdalingen.
‘Bepaalde stukken zijn zo lastig en precair dat je van het paard afgaat. Je verwijdert de hoefijzers, want dat klimt makkelijker voor het dier. Met het leidsel in de hand klim je dan samen omhoog. Als je naast je keek, zag je een diepe afgrond. Mijn paard Whisky vertrouwde op mij en ik op Whisky. Als hij grip probeerde te krijgen op de rotsen, kon je door de wrijving van zijn hoeven op de stenen de keratine ruiken.
‘Onze begeleider, een voormalig cavalerist van het Zuid-Afrikaanse leger, had een geladen pistool bij zich. Want als een paard valt en zwaar gewond raakt, dan moet je het doodschieten. Hij vertelde dat hij ooit de trekker had moeten overhalen bij een paard met een gebroken been. Hij was er nog steeds door geëmotioneerd: de tranen stonden haast in zijn ogen.’
Field houdt van hippische uitdagingen. Hij deed twee keer mee aan de Mongol Derby, de langste paardenrace in de wereld. ‘In 2019 en 2022 ben ik op miraculeuze wijze aan de finish gekomen. Daarna zocht ik iets nieuws. Ik googelde op lastige paardenraces en vond toen deze route.’
Woestijnflora
Zijn missie was niet alleen de tocht succesvol afronden. ‘Ik was ook op zoek naar de flora in de woestijn. Je ziet daar heel bijzondere planten die zich hebben aangepast aan de omstandigheden. Denk aan kokerbomen (Aloe dichotoma), zo genoemd omdat de bushmen er de kokers voor hun pijlen van maken, en de Afrikaanse kameeldoorn (Vachellia eriolob).
‘De meest unieke plant die ik echt heel graag wilde spotten, is de Welwitschia mirabilis.’ Dit levende fossiel wordt in het Afrikaans ‘tweeblaarkanniedood’ genoemd (zie kader). ‘De tocht was haast een botanische bedevaart naar de Welwitschia.’
Per dag legde hij zo’n vijftig kilometer af. ‘Het was tough omdat je de hele dag in het zadel zit. Ik was de enige man die meereed. Het maximumgewicht van een deelnemer mag namelijk maar 85 kilo zijn, inclusief bepakking. Een lastige uitdaging voor de hedendaagse man. Ik woog 71,8 kilo toen we vertrokken en ben 1.80 lang.
‘Overdag is het heet en ’s nachts koud. Aan de kust wordt het door de dichte mist ook heel nat. We hadden een support crew met koks en stalhulpen, die in terreinwagens via een andere route naar de kampeerplaatsen reden. Het motto is: “Paarden eerst”. Zij krijgen eerst te eten, dan pas de mensen. Elke ochtend worden ze gecheckt. Je voelt aan de ruggengraat, als je er wat druk op uitoefent en ze deinzen terug, weet je dat ze niet happy zijn. Maar met de paarden is het goed gegaan.’
Kameeldoorn
Met sommige deelnemers liep het minder goed af. Van de tien vielen er drie uit. ‘Als je in handgalop rijdt – die lijkt op de normale galop, maar vloeiender en langzamer is – sta je op van je zadel en hang je in de stijgbeugels. Dat zorgt voor enorm veel druk op je benen. Daardoor ging de enkel van een deelnemer kapot. Een ander kreeg een kameeldoorn in haar oog, van zo’n vijf centimeter lang. Gelukkig niet in de oogbal, maar net ernaast. Ze is naar het ziekenhuis afgevoerd. Een derde deelnemer raakte gewond toen haar paard op haar arm viel.’
En blessures waren niet de enige ontberingen. ‘Je moet oppassen voor hyena’s, en jakhalzen zijn lastpakken. Het is belangrijk om alle spullen goed vast te maken, want ze stelen alles. Een jakhals had bij een eerdere reis het dagboek van een de vrouwen in het supportteam gejat en opgegeten. Later werden er stukken van teruggevonden in de bush.’
Voor Field werd het een onvergetelijke reis. ‘Op de rand van de woestijn zagen we giraffes die kwamen drinken bij een waterpoel. Het is heel indrukwekkend als je een kudde oryxen (spiesbokken) met hun enorme horens naast je rent. Tijdens de reis zijn we verder helemaal niemand tegengekomen. Pas toen we bij de eindbestemming kwamen, zagen we een auto. Swakopmund is een soort wildwest-achtige stad waar ook allemaal van die Pruisische gebouwen staan, want Namibië was een Duitse kolonie tot 1915. Het is een soort surreële film als je na al die dagen in de woestijn die stad ziet oprijzen uit het zand.’
En behalve de finish wist hij ook zijn botanische bestemming te vinden. ‘Toen we in het gebied kwamen waar Welwitschia zou moeten staan, ben ik alleen, nou ja, samen met Whisky, gaan zoeken. De groep dacht dat ik gek was. Maar ik vond de planten. Ik ben heel blij dat ik ze heb gezien. Je kunt filmpjes op YouTube bekijken of plaatjes in boeken, maar in het echt is het toch anders.’
‘De Welwitschia is een levend fossiel’, vertelt Michael Field. ‘Er is geen andere plant op aarde die er op lijkt. Deze plant kan tweehonderd jaar oud worden en komt alleen voor in de kustregio’s van Angola en Namibië.
‘Bij de kust daar, zorgt een koude stroming voor dichte mist. Zo komen de planten deels aan water: ze plukken vocht uit de lucht. De Welwitschia heeft twee grote bladeren die steeds meer gaan fragmenteren, waardoor het lijkt alsof de plant heel veel bladeren heeft.
‘Het is een evolutionair heel interessante plant. Het is de missing link tussen de zogenoemde naaktzadige- en bedektzadige planten. De vrouwelijke planten hebben een vruchtkegel en de mannelijke planten produceren stuifmeel.
‘De Welwitschia is een heel mini-ecosysteem, een soort stad voor dieren. De plant trekt kevers aan en dat zorgt ervoor dat er ook slangen en hagedissen op af komen. De kevers bestuiven de vrouwelijke planten. Je ziet alleen de gerafelde bladeren, maar dat is de top van de ijsberg, onder de grond zit een groot netwerk van wortels. De afzonderlijke planten staan tientallen meters uit elkaar, want ze willen niet met elkaar in competitie.’