Wetenschap
Gelauwerd botanicus Pieter Baas (1944-2024) bleef altijd optimistisch
Een boom moet je vooral laten staan, vond hoogleraar en houtanatoom Pieter Baas (1944-2024), die 29 april is overleden.
Norbert Peeters
donderdag 16 mei 2024

Sommige Leidse academici vertonen een standvastigheid die enkel wordt geëvenaard door de monumentale bomen van de Hortus. Zo ook emeritus hoogleraar en houtanatoom Pieter Baas. In 1962 begon hij aan de Universiteit Leiden als groenling bij de studie Biologie. Na zijn studie stelde toenmalige directeur Cornelis van Steenis hem in 1969 te werk als expert houtanatomie in het toenmalige Rijksherbarium in de Raamsteeg. In 1978 promoveerde hij op zijn dissertatie Comparative Anatomy of Ilex, Nemopanthus, Sphenostemon, Phelline, and Oncotheca. Daarin nam hij het hout onder de loep van onbekende boomsoorten uit het Indo-Pacifische gebied. Via vergelijkende studie stelde hij vast dat de houtstructuren belangrijke voorspellers zijn van de klimaatomstandigheden waarin soorten gedijen.

Zijn vaste standplaats in het universitaire bestel komt in 1987 met zijn benoeming tot bijzonder hoogleraar en drie jaar later, in 1991, werd hij benoemd tot hoogleraar systematische plantkunde. Al snel raken zijn takken behangen met medailles en accolades voor wetenschappelijke verdiensten (zoals de Linnean Medal van de gelijknamige wetenschappelijke sociëteit en Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw) en oogst hij lidmaatschappen bij onder meer de Linnean Society en de Botanical Society of America.

Zijn hoogleraarschap ging gepaard met een bestuursfunctie als wetenschappelijk directeur van het Rijksherbarium. Ook in deze hoedanigheid bewees hij de Nederlandse botanie een belangrijke dienst. Drie jaar na zijn aantreden begon een hevig snoeibeleid in het onderwijs. Herbaria en andere biologische collecties vielen niet langer onder de kerntaken van de universiteit en zouden voor de bijl gaan.

‘Waar gesnoeid wordt kunnen ook verse knoppen uitlopen’

Toen beleefde hij, in zijn eigen woorden, zijn ‘finest moment’. Gewiekst als altijd klom hij hoger in de bestuurlijke boom en vond een luisterend oor bij toenmalig koningin Beatrix. Na zes jaar geharrewar ging de minister van Onderwijs overstag en werden de bezuinigingen goeddeels afgewend, maar wel op voorwaarde dat de herbaria van verschillende universiteiten zouden fuseren. Baas speelde een sleutelrol in de totstandkoming van het Nationaal Herbarium Nederland, nu ondergebracht in Naturalis Biodiversity Center – tot 2005 was hij de wetenschappelijk directeur. Het herbarium beschikt met meer dan 130.000 objecten over de grootste houtcollectie ter wereld. In zijn ogen moest een wetenschappelijke collectie leven. Het herbarium evenals andere biologische collecties verdienden volgens hem veel meer onderzoekers en specialisten dan er momenteel te werk zijn gesteld.

Onheilsberichten

En als er in de krant onheilsberichten stonden over de neerwaartse trend waarin de plantenwetenschappen zich bevinden, klom hij in de pen. Ook hij had de afgelopen vijftig jaar berichten gelezen over teloorgaande specialisaties en vakgebieden die zich in terminale fase bevinden. Maar hoewel hij ook vreesde voor de toekomst, sloot hij opbeurend af: ‘We zijn er nog steeds. Waar gesnoeid wordt kunnen ook verse knoppen uitlopen.’

Maar in al zijn optimisme verloor Baas nooit zijn realiteitszin. Toen in 2021 op de klimaattop van Glasgow werd besloten om per 2030 wereldwijde ontbossing aan banden te leggen, reageerde hij scherp: ‘Denkt men daar dat we allemaal gek zijn geworden? Dat we zo’n kortetermijngeheugen hebben dat we zijn vergeten dat een dergelijke stop ook al in 2014 is aangekondigd.’ Hij vergeleek het met de afkondiging van een staakt-het-vuren in een hardnekkig militairconflict. Dat schept de kans om in korte tijd nog even een maximale schade toe te brengen aan de vijand.

Maar toch herpakte hij zijn optimisme: ‘Bomen zijn de allerknapste binders van CO2 en als een boom er eenmaal staat moet je die vooral laten staan.’