In 1884 verschijnen er in verschillende kranten berichten over een Leidse ontgroening die volledig was ontspoord. Het groenlopen zou zelfs een student Jacobus Vereeke fataal zijn geworden. Een andere feut werd krankzinnig van de ontberingen.
Wat er precies gebeurde, bleef onduidelijk. Zo verwijst de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant naar berichtgeving van de Middelburgse Courant over een ‘gerucht dat een jongmensch overleden zou zijn tengevolge van bij gelegenheid van zijn groenloopen aan de hoogeschool te Leiden ondervonden mishandelingen’.
Er zou een onderzoek zijn ingesteld, ook omdat er nog een ‘jongmensch, dat – ook tengevolge van hetgeen bij die gelegenheid aan dezelfde universiteit is voorgevallen – thans in een krankzinnigengesticht verblijf houdt’.
Terwijl een andere student, afkomstig uit Noord-Brabant, als ‘groen veertien dagen lang van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat gedwongen werd ontzaglijk veel te drinken en dientengevolge kort daarop aangetast werd door een zeer ernstige maagziekte, zoodat hij geruimen tijd onder geneeskundige behandeling was’.
Aanleiding voor De Maasbode om te schrijven dat het ‘gebeurde zeer ernstig’ is en bekendmaking ‘gewenscht is, ook ‘als bijdrage voor de oplossing van de vraag, reeds meermalen gedaan, of het niet tijd wordt het zoogenaamde groenloopen af te schaffen’.
Beide kranten benadrukken dat de Middelburgse Courant een betrouwbare bron is, en dat ze daarom de geruchten serieus nemen. Toch blijven details over het voorval uit. Het Rotterdamsch Nieuwsblad doet een poging om te ontwarren wat er nou precies gebeurd is, nadat studenten bezwaar hadden gemaakt tegen de berichtgeving van de Middelburgse Courant.
Het Nieuwsblad schrijft dat ene Dr. Rutgers van der Loeff ‘hoogmoeds-waanzin’ bij Vereeke had geconstateerd. Kort daarna overleed de patiënt.
De bewering dat de ‘krankzinnigheid te wijten was aan gedwongen gebruik van wijn en sterken drank’, klopte niet, aldus de krant. Ook zou hij niet ‘vrijwillig wijn en sterken drank in zoodanige hoeveelheid gebruikt, dat het gebruik zijne gezondheid kon schaden’. De diagnose van den geneesheer sloot ‘delireeren, tengevolge van drankmisbruik, volkomen uit’. Evenmin is ‘hij krankzinnig geworden tengevolge van mishandeling in den groentijd’.
De krant schrijft dat er wel een noviet gek is geworden door de ruwe kennismakingstijd. Een groen werd in het gezicht geslagen, waarna hij naar huis ging, om daar opgewacht te worden door degenen die hem daarvoor ‘gedonderd’ hadden: ‘zooals in minder kieschen term het plagen en tergen der groenen wordt genoemd.’ De student houdt er zulke angsten aan over, dat hij in een gesticht wordt opgenomen.
In zijn boekje De opvoedende kracht van de groentijd beschrijft emeritus hoogleraar universiteitsgeschiedenis Willem Otterspeer ontgroeningen die dateren uit 1729. Novieten werd opgedragen opdrachten uit te voeren voor ouderejaars. Naast het overschrijven van collegedictaten, noemt hij het dwingen tot drinken en vloeken, en het ‘verrichten van onzedelijke handelingen’.
Ook in die jaren waren er al tegenstanders van de groenperiode. In 1818 ontstonden de eerste Wetten voor het Corps Studenten aan de Leydsche Hoogeschool, gevolgd door aanvullende corpswetten in 1839.
Maar er het ging nog steeds vaak mis. In Otterspeers universiteitsgeschiedenis De strategie van de aanpassing over negentiende en twintigste eeuw beschrijft hij ‘het zogenaamde geval-Pet’ uit 1894. Bij feut Pet zouden de kleren van het bovenlijf zijn gerukt. ‘Daarna moesten de groenen een comedie vertoonen; waarbij hem werd gezegd “als varken rond te kruipen”, waarbij Pet zou zijn getrapt. Vervolgens werd hij “geslacht en geleerd”, wat bestaan had in het feit dat hij tegen den deur werd gehangen, terwijl twee groenen hem aan de andere zijde bij de voeten vast hielden’.
Enige tijd later zou Pet in het water zijn geworpen, maar het was niet duidelijk ‘wanneer en door wie dit gebeurd zou zijn’.
Mede als gevolg van dit incident kwam er in 1895 een reglement voor ontgroeningen. Maar de misstanden bleven. ‘In 1902 brak de hel los’, schrijft Otterspeer. ‘Toen niet alleen curatoren maar ook de minister de senaat om opheldering verzochten inzake het geval-Bolland’. Alfred, zoon van de befaamde professor Bolland, werd opgedragen ‘pederastische handelingen na te bootsen. Daarna moest hij een lichtekooi uitbeelden en toen hij dat weigerde, had men met geweld geprobeerd hem er toch toe te brengen’.