A
Aanduwen: zie regelen.
Ab actis: secretaris.
Adten: het zo snel mogelijk achterover slaan van een biertje. Afkomstig van het Latijnse ad fundum, tot op de bodem.
Afpilsen: ergens nog een laatste biertje gaan drinken. Lijkt op dat moment een goed idee, in de praktijk de laatste stap naar complete dronkenschap.
Anciënniteit: ouwe lullen gaan altijd voor.
Ar: van arbeider, al het Leidse plebs dat niet studeert (ook: proleet, burger).
Aug: kort voor Augustinus.
AVG: aardappelen, vlees, groente. ‘Een AVGtje doen.’
B
Bafbrug: de Kippenbrug die beide delen van de Vrouwensteeg met elkaar verbindt. Baffen is anaal beffen en het verhaal gaat dat twee scholieren elkaar op deze brug hebben staan baffen nadat ze studentenkroeg Hifi waren uitgezet.
Barfen: kotsen. Ook: nekken.
Barry Badpak: de held van 3 October, dankzij hits als Leiduh!. De rest van het jaar gewoon een ar in een bar.
Blik trekken: een medaille winnen (roeiterm).
BSA: komt in twee varianten. Het positief Bindend Studie Advies is geen
reden tot zorgen. De negatieve variant vraagt om meer studie en minder bier.
BVO’tje: biertje voor onderweg.
C
CoBo: constitutieborrel. Besturen feliciteren een bestuur met het bestuur-zijn.
Corps: Minerva, spreek uit: koor. Een corpsbal is een mannelijk lid.
CV-rukker: kiest voor een bestuursfunctie om het cv mee op te pimpen.
D
Dies: spreek uit die-jès. De universiteit is jarig (zie ook pagina 8).
Dichtgetikt: alléén nog maar over je vereniging kunnen praten.
Drie Oktober: spreek uit ‘dwrie oktobuwr’. Het carnaval van de Leidse ar. Iets met hutspot, haring en Spanjolen.
Drie-seconden-regel: geoorloofd van de vloer eten. De tien-seconden-regel volstaat meestal ook.
Dubbel gemengd: een huis waarin mannen en vrouwen van verschillende verenigingen al dan niet vreedzaam samenwonen.
Duften: zie fietsenmakers.
E
Eindbaas: mooie lul (zie: aldaar).
Episch: geweldig, fantastisch. ‘Het feest was echt episch.’
F
Faalsjaars: eerstejaars die iets verkeerd doet.
Fietsenmakers: de grotendeels mannelijke studentenpopulatie uit Delft. Bezit doorgaans meer technische dan sociale kwaliteiten. Reist eens in de zoveel tijd af naar Leiden om hertjes te regelen, bij gebrek aan prooidieren in het eigen reservaat.
Fiets fout = fiets weg: gelegaliseerde diefstal door de gemeente Leiden.
Fixen: iemand regelen. Dubieus is of het dan alleen om zoenen of ook om neuken gaat.
Fusie: lijdend voorwerp in discussies over schoonmaak, ook wel: de gemeenschappelijke ruimte in een studentenhuis.
G
Gast: pik, lul, dude, gozer.
Grafbek: iemands hoofd na te veel bier.
H
Haker: de laffe twat die vroeg naar huis is gegaan en bij wie je bij thuiskomst ongestraft flauwe grappen mag uithalen. Zie: keren.
Hoog, de: supermarkt de Hoogvliet, ook wel: The High Fly.
Hospiteren: grootschalige vleeskeuring waarbij je je met tientallen andere studenten moet profileren om aan een kamer te komen.
I
Inauguratie: geheimzinnige ceremonie rond de toelating van nieuwe leden.
Indikken: dicht op elkaar zitten. Bij ontgroeningen gebruikte techniek waarbij eerstejaars urenlang indikken terwijl ze bijvoorbeeld liederen leren.
Io Vivat: van oorsprong Leids studentenlied gezongen bij opening academisch jaar.
J
Jachtseizoen: KMT.
Jetsers: grote memmen. Ook: meloenen, kwarktassen.
K
Keren: het matras met je slapende huisgenoot en al omdraaien.
Kippetje: niet al te slim maar wel begeerlijk vrouwspersoon.
Klokje: biertje van het merk Klok.
Knor: iemand die lid is van gezelligheidsvereniging, maar niet van Minerva. (Wordt ook inmiddels ook gebruikt voor mensen die überhaupt nergens lid zijn.)
Kwarrel: kwaliteitsscharrel.
L
Leidse zeester: chick die tijdens het wippen alleen maar stil op haar rug ligt.
Leids kwartiertje: bij colleges mag je een kwartier te laat komen, docenten geen uitzondering. Kom je nog later, dan is daar minder begrip voor.
Les: heb je op school. Op de universiteit ga je naar college. Je leert er niet, maar studeert. Je maakt er geen huiswerk, maar bereidt je college voor.
Louter: alleen maar. ‘Louter mooi weer’, ‘louter mooie lullen’, of ‘Louter hulde!’(= lekker gewerkt pik!).
LUL: Leiden University Library, jip... echt waar. Zie UB.
Lullepot: een random lulverhaal houden ter vermaak van de groep en waar de spreker zijn of haar verbaliteit mee op de proef kan stellen.
M
Meuk: grote hoeveelheid rotzooi, viezigheid of etensresten. Vaak te vinden in de keuken of het doucheputje.
Mexxen: drankspelletje
Mooie lul: positieve aanspreekvorm binnen een mannengezelschap. ‘Hey, mooie lul, geef mij eens een biertje’.
Mos: de ongeschreven regels over hoe je je binnen de studentenwereld dient te gedragen. Meervoud: mores.
N
Nassen: eten. ‘Mijn god, dit is echt niet te nassen.’
Natte tosti: een jongen met een lange mat die zichzelf heel wat vindt. Voornamelijk te vinden bij het corps.
Neus, de: per persoon, als in: ‘20 euro de neus’.
O
Odessa: studentenkroeg waar de Dinsdag Avond Club in huist.
P
Paardenkut: Apfelkorn met sparood.
Pandapunten: graadmeter voor je saaie seksleven, een week zonder seks levert een pandapunt op.
P: je propedeuse, uitspraak: pee.
Plex, de: Plexus, studentencentrum op de Kaiserstraat.
Politesse: shut the fuck up.
Prela: het voorstadium van een relatie.
Preses: voorzitter, ook vaak geschreven als praeses.
Prominent: vooraanstaand.
Q
Q: kort voor Quintus. ‘Ik ben op Q’.
R
Regelen: een kippetje of gast scoren. Onduidelijk of alleen tongen ook al regelen is, of dat je daarvoor ook echt gebatst moet hebben. Rela: relatie.
Restaurant De Gouden Bogen: McDonald’s.
Rondje Singels: Rondje hardlopen om de singels tegen de groeiende bierbuik.
S
Scharrel: aanduiding voor wazige relaties. Wel de lusten, niet de lasten. Zie ook: kwarrel
Schultje: een blikje Schultenbräu.
Skeer: armlastig.
SOGgen: studieontwijkend gedrag vertonen. Straaljager: bitterlemon met jenever.
Strepen: met bier gooien als iemand de mores overtreedt.
Stuko: studentikoos. ‘Wat een stuko-baas’, ‘een stukomaaltijd’ (pasta met alleen courgette).
T
Tent, de: de sociëteit van Minerva. ‘Ben je vanavond nog op de tent?’
Tering: spreek uit: ‘teewring’. Stopwoord van de Leienaar.
Tjak: zie meuk. Na een borrel zitten je schoenen onder de tjak.
Thuis: waar je woont. Niet waar je ouders wonen.
U
UB: universiteitsbibliotheek aan de Witte Singel. Onder het mom van ‘studeren’ kun je hier bijpraten met je clubgenoten.
Uitbrakken: net zo lang niets doen, tot je weer aanspreekbaar bent.
Unit: ding. Kan verwijzen naar zowel eten als gebruiksvoorwerpen. ‘Pass me even die unit’, zeg je bijvoorbeeld tegen je huisgenoot doelend op een keukenmes om een ui mee te snijden.
V
Vestjes likken: iemand met een vestje (zoals een bestuurslid) regelen.
Vo: kort voor b’vo, wat weer een afkorting is voor bravo, wat weer kort is voor ‘ik onderschrijf je standpunt volledig, medestudent.’
VVV’tje: vriend(innet)je van vroeger (van voor je studentenleven).
W
Walk of shame: onder ogen komen van je huisgenoten na een wilde nacht bij iemand anders, in nog naar bier stinkende kleding en/of uitgelopen make-up.
Wipsteiger: hoogslaper.
Z
Zooien: Uitsloofritueel waarbij de alfamannetjes aan elkaars jasje trekken.
Door Sebastiaan van Loosbroek en Susan Wichgers