Hoe ben je voor een bijbaan bij de gemeente terechtgekomen?
‘Ik ben hier ruim een jaar geleden begonnen als stagiair. In het project “Sporen van Drie Oktober” heb ik voor mijn studie onderzoek gedaan naar de geschiedenis van Leidens Ontzet. Het begon als een klein project, maar is redelijk geëxplodeerd en ik heb daarin ontzettend veel leuke dingen gedaan. Toen die stage klaar was, kon ik hier aan de slag bij het team Kennis & Internationalisering.’
Is werken bij de gemeente nietheel saai?
‘Ik denk dat dat beeld echt verkeerd is. Ik zie om mij heen zoveel mensen die met veel enthousiasme iedere dag bezig zijn en ook keihard werken.
‘Veel medestudenten die wel ambtenaar willen worden, hoor ik zeggen: “Bij de gemeente wil ik echt niet werken, maar voor het ministerie lijkt me wel leuk.” Dat is een enorme fout, want als gemeente zijn we met zulke coole onderwerpen bezig en er zijn zoveel mogelijkheden om zelf ideeën aan te dragen en initiatief te nemen. Volgens mij wordt dat sterk onderschat en is het imago van de gemeenteambtenaar aan vernieuwing toe.’
Wat houdt jouw werk in?
‘Ik schrijf een handreiking, een soort handleiding met praktische stappen om bij het maken van beleid kennis uit de stad te gebruiken. Stel: je bent bezig met gezondheidsbeleid. Als je samenwerkt met bijvoorbeeld onderzoekers van de universiteit, studenten van het mbo of stagiairs van de hogeschool, kun je al die kennis inzetten om complexe vraagstukken op te lossen. En we hebben nog veel meer dan alleen die grote instellingen, want het gaat bijvoorbeeld ook over ervaringen van mensen in de stad en allerlei organisaties in de stad die heel specifieke kennis hebben.’
Word je als student wel serieus genomen?
‘In het begin was alles spannend. Ik heb heel erg een impostor syndrome gehad en dacht: “Wat ben ik hier eigenlijk aan het vertellen en aan het doen?” Maar ik ben altijd heel warm ontvangen en mijn bijdragen werden vanaf het begin op de inhoud gewogen.
‘Het is absoluut niet zo dat er niet naar je geluisterd wordt omdat je nieuw en jong bent. Volgens mij geldt juist het tegendeel: er is juist veel interesse in wat je te zeggen hebt, omdat je met een frisse blik binnenkomt.’
Zijn er nog steeds dingen die je spannend vindt?
‘Een tijdje terug was ik met een collega mee naar een bijeenkomst, waar in het panel de chief science officer van de gemeente Amsterdam zat. Zij heeft een aantal publicaties geschreven die ik in mijn werk heb gebruikt, dus toen de borrel begon, wilde ik haar graag spreken.
‘Toen ze met de burgemeester van Delft stond te praten, dacht ik: ik wacht wel even. Maar toen ik later weer keek, was ze met de volgende burgemeester in gesprek. Toen ben ik er heel ordinair naast gaan staan en heb ik haar uiteindelijk aangesproken. Dat vond ik doodeng. Ik dacht: ik ben nog zo jong, ik heb geen ervaring en ze vindt me vast stom.
‘Maar dat was natuurlijk niet het geval. Ze was juist enthousiast en wilde dolgraag in gesprek. Toen heb ik een werkbezoek geregeld met het team en dat was enorm inspirerend. Dan zit je op een gegeven moment in Amsterdam op het stadhuis met al je collega’s omdat jij ze mee hebt gesleurd en dan blijkt het ook nog superwaardevol te zijn.’