Columns & opinie
Waarom een jongen in driedelig pak op een swapfiets mij ontroert
Als het einde van de studie nadert, neemt het gevoel van nostalgie over de studententijd toe. ‘Ik word eigenlijk blij van het idee dat ik half juni nog 25.000 woorden over oorlogsrecht in de ruimte aan scriptie moet inleveren.’
Maia de Quay
donderdag 23 mei 2024

Terwijl mijn scriptiedeadline nadert en het licht aan het eind van de tunnel (lees: afstuderen) in zicht is, begin ik steeds meer na te denken over de afgelopen vijf studiejaren, en deze algehele nostalgische gevoelens werden versterkt door een recente ervaring in Leiden.

Zo zag ik namelijk – voor het eerst sinds lange tijd – mijn lievelingsuitzicht: een jongen van een jaar of achttien die op een swapfiets zit, een driedelig pak draagt en een rugzak om heeft. Ik weet niet wat het is, maar ik vind dat zó lief. Dat bedoel ik overigens helemaal niet denigrerend, maar ik vind het gewoon erg leuk en bijzonder om de tussen-servet-en-tafellaken-erigheid van studenten voor het eerst zelf van een afstandje te observeren; het is heel serieus en vertederend tegelijk.

Zo weet ik ook nog goed hoe ik als sjaars voor het eerst op kantoorbezoek ging naar een groot advocatenkantoor op de Zuidas en me in de trein daar naartoe voor het eerst echt een DAME waande. Ik had dan misschien wel ’s werelds goorste afgetrapte Clarks aan en de Longchamp handtas die om mijn schouder hing van een huisgenoot geleend, ik was alleen, ik was op weg naar een kantoor en ik had een panty aan.

Sterker nog, ik had speciaal voor de gelegenheid een ‘nette jas’ gekocht bij de Pull&Bear die het hele ensemble bij elkaar moest trekken. Niet echt duurzaam misschien, maar ik kan met overtuiging zeggen dat de desbetreffende jas behoorlijk wat levens heeft geleid. Na deze eerste ‘outing’ heb ik het ding liefkozend omgetoverd tot ‘de ZuidJas’ en ingezet voor een scala aan kantoorbezoeken, sollicitatiegesprekken en andere Officiële Gelegenheden.

‘Ik waande me voor het eerst een dame: ik was op weg naar kantoor en had een panty aan’

Een tijd, wat vlekken en wat minder knopen later, kreeg de jas een nieuwe bestemming. Het werd de ZuipJas: hij ging mee naar feesten en kon me dus letterlijk en figuurlijk gestolen worden. Hoewel de jas nooit onderdeel is geworden van de Leidse Jassenkarma (de grote ‘you win some you lose some’-games), heb ik ‘m vorig jaar dan toch maar in een textielbak gegooid omdat het ding permanent naar natte hond rook - vraag me verder vooral niet hoe dat zo is gekomen.

Je kunt je misschien wel voorstellen dat - als het aangezicht van een kerel op een gekleurde fiets dit al met me d0et - het nadenken over mijn studententijd in zijn geheel nogal wat in beweging zet. Inmiddels zijn zestien tentamenweken, minstens dertig essays, twintig verschillende huisgenoten, zo’n vier lockdowns, ongeveer negentig columns, twee relletjes met professoren, ontelbare huisavonden en een nog grotere hoeveelheid bier de revue gepasseerd en is het feest bijna echt voorbij.

Als ik het zo bekijk word ik eigenlijk blij van het idee dat ik half juni nog 25.000 woorden over oorlogsrecht in de ruimte aan scriptie moet inleveren - kan ik daar toch ineens de schoonheid weer van inzien! Daarbij is het ook niet uitgesloten dat ik volgend jaar de studie toch nog een jaartje doorzet; als je iemand kent die ergens nog 30.000 euro heeft liggen ten behoeve van het Britse collegegeld hoor ik het graag.

Maia de Quay studeert rechten