Ik ben één keer in Griekenland geweest, op Karpathos. In de bergen van dat eiland bevindt zich een dorpje, Olympos, met een prachtig orthodox kerkje, waarvan de priester, tevens de lokale timmerman, vertelde dat het uit de zevende eeuw stamde.
Op de muren en plafonds waren onder een witte waas met enige goede wil schilderingen met Bijbelse voorstellingen te onderscheiden. Deze Byzantijnse muurschilderingen uit de veertiende eeuw waren op een gegeven moment overgeschilderd met witte verf uit angst dat de Ottomaanse overheerser ze anders zou vernietigen. Na de onafhankelijkheid van Griekenland zijn de muurschilderingen de verflaag die hen tegen gevaar beschermde en aan het oog onttrok grotendeels weer kwijtgeraakt – de witte waas bleek duurzaam aangebracht.
De iconostase, een indrukwekkende wand van iconen en religieuze schilderijen, scheidde de altaarruimte van de rest van kerk af. Er heerste een duidelijke rust in het kerkje, maar bepaald geen stilte.
Het was vakantie, ik bevond me na een dodenrit begrensd door hoogtevrees voedende afgronden in de Karpatische bergen, en wel in een pittoresk naar verluidt zevende-eeuwse kerkje, en keek naar veertiende-eeuwse Byzantijnse schilderingen en iconen.
Het laat zich niet direct raden dat mijn gedachten onvermijdelijkerwijs afdwaalden naar Japan, Korea, Rusland, en Hendrik Lorentz.
Een van de aantrekkelijkste kenmerken van een universiteit is dat daar zo niet alles dan wel heel veel samenkomt. Zo ook in deze column – maar dan moeten we wel terug naar het begin van de vorige eeuw toen Louis Grondijs, een Indische student met een Javaanse prinses als moeder, college volgde bij omstreden Leids icoon Gerard Bolland, een proefschrift in de natuurkunde voorbereidde bij onomstreden Leids icoon Hendrik Lorentz en het Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte mede oprichtte.
Grondijs, zelf niet bepaald onomstreden door zijn zeer rechtse politieke gedachtegoed, zou zich later onderscheiden door als oorlogscorrespondent de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog te verslaan. Eerst naast de deur in België, daarna als embedded journalist in Rusland, alwaar hij verschillende onderscheidingen voor getoonde moed bij elkaar vocht omdat hij als geoefend ruiter en zwaardvechter (de sabel was zijn forte) zijn embeddedness bij de kozakken wel erg serieus nam.
Na een studie Byzantinologie in Parijs werd Grondijs, die tussendoor ook nog een proefschrift in de chemische natuurkunde zou hebben geschreven en, dit is wel zeker, in Siberië aan de kant van de Wit-Russen had gevochten, hoogleraar in Utrecht. Hoogleraar in de Byzantijnse kunst en iconografie welteverstaan, een hoogleraar bovendien die begin jaren dertig een studiereis (?) maakte door Japan, Korea en Manchukuo en daar bij terugkomst lustig en uitgebreid verslag van deed.
Ik denk al enige tijd na over een artikel (of meerdere) te schrijven over Grondijs, eerst simpelweg uit interesse voor zijn contraire gedachten over Korea (hij was een apologeet voor de Japanse kolonisator die hij onomwonden bewonderde). Maar hoe meer ik leerde over de man, en hoe meer zijn politiek gedachtegoed me afstootte, hoe meer hij me intrigeerde door zijn klaarblijkelijke onvermogen zich door grenzen (nationale, disciplinaire, politieke, fysieke) te laten tegenhouden.
Ik kan niet zwaardvechten, ben te groot voor de meeste paarden, ben geen aristocraat en geen communistenvreter (maar ook geen -knuffelaar), en al helemaal geen kolonialismegoedprater. En toch vermoed ik dat ik wat kan leren van een man die bovenstaande wel allemaal was – en nog meer ook.
De vrijheid waarmee Grondijs zich een pad, nee paden, baande door de wereld is adembenemend. Ik, en velen met mij, zit vast in stelsels, denkpatronen, disciplines en posities zoals ze nu eenmaal zijn.
Het is mooi als er op een universiteit als deze veel dingen samenkomen. Het is nog mooier als dat ook in een persoon zelf gebeurt. Een aristocratie van de ziel in plaats van een vastgeketend zijn aan de eigen positie: een glimpje ving ik daarvan op in die lawaaiige rust van dat zevende-eeuws kerkje, waar een blik op een Byzantijns icoon me naar het Korea van de jaren dertig bracht.
Toch maar eens leren zwaardvechten.
Remco Breuker is hoogleraar Koreastudies