Afgelopen jaar was ik weer eens bij een alumni-evenement waar een paar recente alumni van mijn opleiding die al het een en ander bereikt hadden met trots werden gepresenteerd. Dit soort bijeenkomsten verloopt altijd op dezelfde manier: de gasten houden een enthousiast praatje over hun baan, de studenten hebben weinig tot geen vragen en de gespreksleider in kwestie probeert te redden wat er te redden valt.
Het zijn natuurlijk altijd de succesvollen die worden uitgenodigd, je krijgt nooit eens een student voorgeschoteld die met geen mogelijkheid een baan kan vinden met deze studie, terwijl je daar een stuk meer van zou kunnen leren.
Ditmaal was een van de sprekers een jongen die iets deed met marktonderzoek en bedrijfsontwikkeling. Hij vertelde over de cultuurshock die hij kreeg toen hij de overstap maakte van de universiteit naar het bedrijfsleven. Plotseling werd er niet meer van hem verwacht dat hij ellenlange beschouwingen schreef, maar waren zijn collega’s alleen maar geïnteresseerd in een korte samenvatting en wat bullet points op maximaal één A4’tje.
Dit werd volmondig beaamd door de andere alumni. Niet alleen in het bedrijfsleven gelden deze normen. Overal moet alles kort en bondig. Behalve in de academische wereld.
In de wetenschap is lang en uitvoerig de norm. Ik heb de afgelopen jaren talloze boeken door mijn handen laten gaan die makkelijk een artikel hadden kunnen zijn, en artikelen die driekwart korter hadden moeten zijn. Er wordt oeverloos gezemeld over concepten die ook in drie zinnen uitgelegd hadden kunnen worden, en uitgeweid over dingen die eigenlijk niet ter zake doen.
Bij het lezen van de overgrote meerderheid van de wetenschappelijke teksten sla je de helft van het geschrevene bij voorbaat over – je mist toch niks. Het is haast alsof wetenschappers niet to the point kunnen schrijven. En dat is ook zo. Het is ze namelijk nooit geleerd.
Vanaf het moment dat studenten kiezen voor een studie die expliciet voorbereidt op een carrière in de wetenschap neemt het aantal woorden dat hun schrijfopdrachten moeten tellen exponentieel toe. Het onderzoek dat ze moeten doen wordt omvangrijker en diepgaander, en hun bevindingen en argumentatie dus langer, is de gedachte.
In werkelijkheid zijn er helemaal niet zoveel meer woorden voor nodig om een diepgravend onderzoek op papier te zetten. Lees de gemiddelde alinea van een masterstudent maar eens door: een derde van de zinnen is overbodig om het punt van de paragraaf te maken. Bovendien zijn de meeste studenten allang bedreven in de langschrijverij, en moeten ze kort schrijven juist nog leren.
Ik hoor regelmatig studiegenoten verzuchten dat ze aan het eind van een paper nog duizend woorden moeten schrappen om aan de woordlimiet te voldoen. Ook in seminars die studenten voorbereiden op het schrijven van scripties wordt het modieuze ‘schrijven is schrappen’ erin geramd, terwijl het moeten weghalen van duizenden woorden alleen maar wijst op een gebrek aan planning tijdens het schrijven.
Ik werk momenteel aan een scriptie van 30.000 woorden die makkelijk in 15.000 woorden had gekund, en dan was de kwaliteit een stuk beter geweest. Zeker 5000 woorden van mijn uiteindelijke scriptie zullen pure opvulling zijn. Studenten wordt lang schrijven om het lang schrijven aangeleerd, terwijl zowel de maatschappij als de wetenschap zit te wachten op bondigheid.
Kunnen we daar nog verandering in brengen?
Jazeker, door in de eerste jaren van studies voornamelijk korte schrijfopdrachten te geven, en studenten geen ‘kill your darlings’ maar ‘plan een tekst voordat je hem schrijft’ te leren. Scheelt ons uiteindelijk allemaal een hoop tijd, gezucht en gescrol.
Marit de Roij is student geschiedenis en Russische studies