Toen de faculteit Rechten afgelopen weekend alumni en gepensioneerden opriep om te helpen bij het begeleiden en nakijken van de enorme stortvloed aan bachelor- en masterscripties, leidde dat tot grote verontwaardiging en kwam rector Carel Stolker onder vuur te liggen.
Maar terwijl veel academici zich opwonden over de vraag of een universiteit vrijwilligers moet inschakelen om de werkdruk te verlagen, dacht ik juist: waarom zijn er zoveel scripties?
Voor het antwoord moeten we ruim twee decennia terug in de tijd. In het kader van internationalisering van onderzoek en onderwijs hebben de Europese ministers van onderwijs zich toen gecommitteerd aan het invoeren van het bachelor-masterstelsel, gebaseerd op het Angelsaksisch model. Zoals elders resulteerde dit in Nederland in het opsplitsen van de bestaande doctoraalopleidingen.
Naast de beoogde intensivering van (inter)nationale mobiliteit, heeft deze operatie nieuwe mogelijkheden geschapen voor studenten om verschillende soorten kennis en benaderingen in der loop van hun studie te combineren.
Kind van de rekening
In vele opzichten heeft de reorganisatie positief effect gehad, maar het kind van de rekening was de groeiende werkdruk rondom scriptiebegeleiding. In plaats van één doctoraalscriptie in het oude systeem, hebben we nu te maken met twee versies: de bachelor- en masterscriptie, terwijl tegelijkertijd studentenaantallen de pan uit rijzen. De oproep van Rechten aan oud-docenten om te helpen die tsunami te bedwingen heeft de urgentie van het probleem pijnlijk duidelijk gemaakt.
Het spreekt voor zich dat er meer geld nodig is om de structurele tekorten bij hoger onderwijs op te vangen. Hierover hebben velen van mij collega’s zich al over uitgesproken en naast problemen aan de kaak te stellen, hebben ze ook alternatieve oplossingen voorgesteld. Uiteraard sluit ik me bij deze initiatieven aan.
Er is echter iets anders dat mij door de recente oproer heeft getriggerd. Waarom houden we vast aan de scriptie als een verplichte afsluitende onderdeel van de bachelorfase? In de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is dit nergens specifiek genoemd, maar het staat wel in de Onderwijs- en Examens Regelingen, bijvoorbeeld die bij onze faculteit Geesteswetenschappen.
In theorie zouden we, dus, de bachelorscriptie optioneel kunnen maken. Waarom doen we dat dan niet?
Bakermat
Bij tal van universiteiten in Vereinigde Koninkrijk, Vereinigde Staten, Australia, Nieuw Zeeland en Canada, die de bakermat van het bama-model vormen, behoren bachelorscripties niet tot het verplichte curriculum. Integendeel, ze maken deel uit van honours onderwijs, bedoeld voor gemotiveerde studenten met een hoog gemiddeld cijfer.
Dit is bijvoorbeeld het geval bij Departement of English and Writing Studies aan Western University, bij antropologie aan de University of Michigan, bij de University of California in Santa Barbara, en zelfs bij Harvard: daar kiest ongeveer de helft van de geschiedenisstudenten ervoor om geen scriptie te schrijven.
Er zijn natuurlijk ook universiteiten te vinden, die een bachelorscriptie verplicht stellen, maar daar krijgen de studenten veel meer ondersteuning. Met de bekostiging van het Nederlandse model is dit niet haalbaar.
Win-winsituatie
Volgens het officiële berekeningsmodel van mijn eigen instituut geldt er acht uur begeleiding voor een scriptie van 10EC. De overige tijd die wij hieraan als docenten besteden, omdat we hart voor ons vak hebben, wordt dan van onze onderzoektijd gesnoept. Hoe slechter de studenten, hoe meer tijd erin gaat zitten om ze op het juiste pad te krijgen. Velen gooien de handdoek in de ring en komen binnen een jaar of twee terug, om de studie alsnog af te maken. Dit kost veel moeite van beiden kanten.
Door bachelorscriptie optioneel te maken, kunnen we niet alleen de docenten op adem laten komen, maar ook de kwaliteit van de scripties die wel geschreven worden verbeteren. Een win-winsituatie, lijkt me. En de oud-docenten van de Rechtenfaculteit kunnen zo ongestoord van hun welverdiende pensioen genieten.
Katarzyna Cwiertka is hoogleraar Moderne Japan Studies aan de Universiteit Leiden