Columns & opinie
Protest hoort juist bij praesidium libertatis
Als studenten zich publiekelijk uitspreken en inzetten voor hun idealen, moeten we trots op ze zijn, betoogt Arnout van Ree.
Gastschrijver
donderdag 6 maart 2025
Pro-Palestijnse demonstranten voor het Academiegbouw na een bezetting van de Hortus Botanicus in mei 2024. Foto Taco van der Eb

Met toenemende verbazing heb ik het stuk van Sense Jan van der Molen gelezen: niet alleen vanwege de inhoud, maar ook omdat een lid van het kernteam Academische Vrijheid tegen diens eigen advies lijkt in te gaan.

Vooropgesteld: niemand kan het oneens zijn met het principe dat angstcultuur onacceptabel is. Dit botst inderdaad met alle academische idealen en vrijheden. Iedereen, studenten en medewerkers, moet zich veilig voelen in onze gebouwen en daarbuiten op basis van ons motto, praesidium libertatis, met elkaar in discussie te gaan.

Van der Molen schetst echter een beeld waarbij hij volledig voorbijgaat aan wat dit motto van ons vraagt: namelijk om open het gesprek aan te gaan – gebaseerd op (wetenschappelijke) kennis en onderbouwde argumenten – over hoe we academische vrijheid op onze campus kunnen waarborgen. Precies dat vormt ook het belangrijkste advies van het rapport Academische vrijheid: een Leidse lijn.

Maar Van der Molen gaat dat gesprek zelf helemaal niet aan: op basis van anekdotisch bewijs en aannames zet hij een gehele groep collega’s en studenten weg als haatdragend, voor de goede verstaander als antisemitisch, en zelfs als steunbetuigers aan misdaden tegen de menselijkheid. Om dan te eindigen met “had ik Cleveringa al genoemd?” is schaamteloos.

Ik ben zonder meer een activist te noemen. Ik ben er zelfs trots op. Voor mij houdt het in dat ik begaan ben met maatschappelijke kwesties en mij inzet voor mijn idealen ondanks mogelijke persoonlijke consequenties. Als studenten dat ook doen, ben ik trots op ze, al ben ik het niet altijd eens met de inhoud of de manier waarop zij die uitdragen.

‘Als studenten zich zo publiekelijk uitspreken, dan hebben wij als universiteit toch onze taak verricht?’

Met hun demonstratie tijdens de dies brachten studenten het motto praesidium libertatis in de praktijk. Zij stonden geweldloos op tegen de normalisering van oorlogsmisdaden door het voortzetten van samenwerkingsverbanden met medeplichtige instituties. Als studenten zich zo publiekelijk uitspreken, dan hebben wij als universiteit toch onze taak verricht? Daar zouden wij allemaal trots op moeten zijn.

Ik geef al jaren colleges over moeilijke en confronterende onderwerpen inclusief Israël-Palestina. Het is in mijn collegezaal voor de studenten duidelijk dat ik een mening heb en wat deze is, maar het is ook duidelijk dat deze gebaseerd is op onderzoek, (wetenschappelijke) kennis, en onderbouwde argumenten. Ik nodig uit en moedig studenten aan om hun mening op basis van dezelfde methodiek te delen. Mijn ervaring is dat studenten zich veilig genoeg voelen om dit te doen. Dat betekent niet dat er geen confronterende of moeilijke onderwerpen besproken mogen worden die mogelijk tegen de eigen ideeën en wereldbeelden ingaan.

Het Israël-Palestinaconflict vormt hierop geen uitzondering. Onderwerpen als gender en racisme, de bezetting van de Westelijke Sahara of Taiwan, de Armeense genocide, of islamitisch fundamentalisme kunnen pijnlijk zijn voor onze studenten. Maar dat gevoel van ongemak mag niet worden ingezet om het gesprek stil te leggen onder het mom van veiligheid. Het is de taak van de docent en de studenten om deze gesprekken juist wél te voeren.

Ik heb met regelmaat boeiende gesprekken met studenten over confronterende en moeilijke onderwerpen. Ik gun Van der Molen ook zulke gesprekken met onze studenten, van verschillende achtergronden en met verschillende ideeën, die in politiek gespannen tijden in dialoog met elkaar hun eigen wereldbeeld vormgeven. Het doen alsof de studenten passief zijn, geïndoctrineerd worden en/of zij niet beter weten, is kortzichtig en respectloos.

Bij International Studies geef ik onder andere het vak Politics Middle East. Na 7 oktober 2023 was dit een ontzettend emotionele maar ook, paradoxaal, belonende ervaring. Mijn collega en ik hebben intense en diepgaande gesprekken gevoerd met de studenten. Dit heeft ook tot mooie initiatieven vanuit de studenten zelf geleid: tijdens mijn kantooruren kwamen studenten met persoonlijke banden aan ‘beide kanten’ langs om te praten met alle emoties van dien. Blijkbaar voelden zij zich veilig genoeg om dit met mij te delen. Ik ben tevens zeker niet de enige collega bij International Studies of in de Faculteit Geesteswetenschappen met deze ervaringen.

De studenten weten dat het Israël-Palestina-conflict niet begon op 7 oktober 2023; dat er in de lange looptijd van dit conflict zonder twijfel aan beide kanten oorlogsmisdaden zijn gepleegd. Van der Molen trekt dit wel heel makkelijk in twijfel door voorbij te gaan aan de talloze rapporten van verschillende officiële instanties zoals de VN of Amnesty over de handelingen van Israël.

De studenten zijn ook in staat om hem uit te leggen dat intifada en revolutie niet zo eendimensionaal uitgelegd kunnen worden. Dit geldt ook voor de bespreking van de slogan 'From the river to the sea' of een Jodenjacht zonder de verdere inhoud van het geciteerde artikel te bespreken.

Door zonder enige schroom een simplistisch, ongenuanceerd en kwaadaardige beeld te schetsen gaat Van der Molen met zijn stuk mee in de polarisatie van de huidige Nederlandse - en wereldpolitiek. De universitaire gemeenschap, docenten en studenten, zouden beter moeten weten en beter moeten doen.

 

Arnout van Ree is docent International Studies, self-proclaimed activist en vakbondsvertegenwoordiger

Lees ook het stuk waar Arnout van Ree op reageert: Angstcultuur aan de academie is onacceptabel

Ook historicus Joost Augusteijn schreef een reactie: De echte angst heerst bij pro-Palestijnse studenten