Een jaar geleden hield ik een lezing in Ermelo voor een – zeer – christelijke organisatie die begaan is met het lot van de Noord-Koreanen. Op enig moment ging het over de vraag of het verantwoord is om naar Noord-Korea te reizen. Enige hilariteit ontstond toen bleek dat zo’n beetje iedereen in de zaal één of meerdere malen Noord-Korea had bezocht, maar ik als expert van dienst niet.
Ik heb ooit een half hoofdstuk in een boek besteed aan uitleggen waarom niet en waarom Noord-Korea beter van buiten bestudeerd kan worden, maar mijn beslissing niet, waarschijnlijk nooit, naar Noord-Korea te gaan en geen enkele band te onderhouden met vertegenwoordigers van staat en partij, is in de aard van de zaak moreel en qua uitvoering praktisch. In tegenstelling tot de overweldigende meerderheid van mijn collega’s denk ik dat er niemand mee gediend is en dat het zelfs potentieel schadelijk is als ik (of wie dan ook) het land bezoek.
Meestal identificeer ik mijzelf als belijdend lid van de rekkelijken, maar in deze kwestie behoor ik tot de harde kern der preciezen.
Onze fascinatie met de Noord-Koreaanse leider in plaats van met zijn onderdanen en afschuwelijke moordpartijen elders onttrekken de dagelijkse situatie in Noord-Korea aan het oog. Maar weinig landen kennen vernietigingskampen die al decennia lang aan een eigen, tragischerwijs niet mediagenieke, Holocaust werken. De 77.000 vermisten onder Assad verbleken, in getalsmatig opzicht althans, bij het aantal verdwenenen onder Assads huisvrienden, de Kims.
Toch zouden bovenstaande verschrikkingen me niet noodzakelijkerwijs hebben weerhouden van engagement met Noord-Korea. Wat me daarvan wél weerhoudt, is uiteindelijk één kil feit: er zijn geen dissidenten in Noord-Korea. Er is geen Noord-Koreaanse Aung San Suu Kyi. Noord-Koreaanse lassers werkten als slaven op Poolse scheepswerven aan Nederlandse schepen maar zonder een Lech Wałęsa. Het Nobelcomité zal tevergeefs zoeken naar opvolging van Nelson Mandela ten noorden van de 38ste breedtegraad. De afwezigheid van dissidenten (oftewel hun exclusieve aanwezigheid louter in hun eigen hoofd dan wel in een staatskamp) onderstreept de ondoenlijkheid van binnenlands verzet. Het benadrukt de afwezigheid van hoop op verandering.
Ik noem dit maar even het “dissidentenprincipe”. Als er in een – onvrije – samenleving geen dissidenten zijn, heb je er niets te zoeken. Staatsrepressie is dan te krachtig, instituten volledig verworden tot verlengstukken van de staat, onafhankelijke wetenschappers een illusie.
Het omgekeerde is ook waar. Zijn er wel dissidenten, dan is engagement mogelijk, de wandaden van een regime niet tegenstaande.
Dat betekent dat je handen vies worden, maar wie kan zijn handen nog in de onschuld (van anderen) wassen? Noord-Koreaanse nucleaire centrifugetechnologie komt via Pakistan uit Almelo. Nederlandse schepen zijn met Noord-Koreaanse slavenarbeid in Polen gebouwd. Elke lasnaad van een Noord-Koreaanse dwangarbeider in Polen versterkte het Noord-Koreaanse regime, ondertussen niet alleen verantwoordelijk voor miljoenen doden in eigen land maar middels geëxporteerde kogels en raketten ook een oplopend aantal in Oekraïne. En vergeet de half miljoen doden in Syrië niet, waar Noord-Korea’s wapenleveranties Assad aan zijn bloedige overwinning hielpen. Dezelfde wapens worden nu door Hamas gebruikt in tunnels gegraven met Noord-Koreaanse technologie. Indirect schuldig aan massamoorden zijn we op deze manier dan ook allemaal en het bloed van de echt onschuldigen wast onze handen niet schoon.
Morele keuzes impliceren een bepaalde zuiverheid en nergens is de wens tot zulke zuiverheid krachtiger dan wanneer je geconfronteerd wordt met al te menselijke onmenselijkheid, zonder vertraging doorgeseind naar je mobiel.
Maar zuiverheid is een luchtspiegeling, alleen zichtbaar op afstand. Kijk beter en je ziet ook je eigen schuld. De existentialisten wisten het al, quand nous serons tous coupables, ce sera la démocratie veritable; ook aan de goede kant van de geschiedenis staan we vieze hand in vieze hand met elkaar. Denk aan Dresden.
Dat vermag ons niet ervan te weerhouden te goeder trouw te zijn, maar wel van de gedachte eigen zuiverheid tot absolute maatstaf te verheffen. Een praktische leidraad hierin (ik zou zeggen vuistregel, maar de beeldspraak van de vuist is hier dissonant) is het dissidentenprincipe. Alleen als ergens geen enkele dissident is, is het beter je af te keren van zo’n samenleving, omdat engagement praktisch gezien geen hoop op verbetering biedt, en daardoor moreel bezwaard raakt. Maar elk sprankje van licht in elke vallei van duisternis kan beter niet genegeerd worden, omdat onder een gestreken banier van de eigen valse zuiverheid vele vieze handen licht werk maken.
Kijk dus uit voordat je een land dissidentenvrij en dus verstoken van de hoop op verandering verklaart. En maak je geen illusies over je eigen handen. Of dat deze column over Noord-Korea gaat.
Remco Breuker is hoogleraar Koreastudies