Elk studentenhuis is een soort mini-samenleving. Ga maar na. Ondanks één gemeenschappelijke factor, het ingeschreven staan bij de universiteit of hogeschool, kunnen de verschillen niet groter zijn. Niet alleen de studies, ook de sociale achtergrond, interesses, verenigingen en karakters variëren van huisgenoot tot huisgenoot.
En net als in de grote-mensen-samenleving is het erg makkelijk over de ander te oordelen. Nog makkelijker is het om negatief over de ander te oordelen. En het aller-aller-aller-makkelijkst is om negatief te oordelen over het huisspook.
Voor hen die nooit in een studentenhuis hebben gewoond, of dit niet van plan zijn (die vieze douches vallen best mee): een huisspook is eigenlijk precies wat je je erbij voorstelt. Een huisgenoot die je – net als spoken – nimmer ziet terwijl je niettemin zijn of haar aanwezigheid bemerkt, hetzij in de vorm van een glimp (zelden), hetzij in de vorm van rotzooi (vaak).
Voordat ik in mijn vaste studentenhuis kwam te wonen, huurde ik voor twee maanden een kamer onder. Op de in een plasje vuilnisvocht krioelende maden na, was dit huis perfect: een kamer met balkon met uitzicht op de Rembrandtbrug en leuke huisgenoten. En met al die huisgenoten ging ik met een gepaste vorm van bindingangst – je weet: dit is niet voor altijd – heel leuk om.
Behalve dus met Het Huisspook.
Over Hem werd veel geoordeeld, vaak negatief. Zo zou hij, naast nooit thuis te zijn, na duizend jaar nog steeds zijn bachelor niet gehaald hebben, lid zijn bij een illuster dispuut van Quintus, en maaltijden nuttigen die nog smeriger waren dan de brouwsels van De Griezels. Zo bestond mijn beeld van Het Huisspook volledig uit de lasterpraatjes van mijn huisgenoten: ik zelf had de beste man nog nooit ontmoet.
Tot op een ochtend.
Na mijn ochtenddouche (oké, déze douche was wél zo smerig dat je er viezer uitkwam dan dat je erin ging), liep ik langs de kamer van Het Huisspook. Zijn deur stond op een kier, groot genoeg om hem te zien. Als was hij getroffen door een beroerte, lag hij, volledig jas-das, borrelschoenen nog aan, op zijn buik plat óp zijn bed, met naast zijn hoofd een papieren zak van de McDonalds, in zijn linkerhand een hamburger waarvan slechts één hap genomen was.
En na gecheckt te hebben of hij nog leefde (ja) wist ik dat míjn oordeel compleet was: die huisgenoten van me, ze hadden gelijk…
Mathijs de Jong studeert rechten