Jonge wetenschappers en hun precaire positie krijgen volop aandacht van universiteiten en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Onlangs liet NWO nog vol trots weten dat ze de DORA-verklaring ondertekenen, een wereldwijd initiatief ter verbetering van onderzoeksbeoordelingen. Minder afrekening op publicaties en citaties, meer aandacht voor de kwaliteiten van de onderzoeker.
Maar wanneer het aankomt op onderzoekaanvragen is het eerste wat NWO waardeert de arbeidsovereenkomst van de aanvrager. Geen vast contract? Geen aanvraag. Daarmee verslechtert de positie van jonge wetenschappers alleen maar. Substantiële beurzen van NWO zijn grotendeels ontoegankelijk. Naast de farce met inbeddingsgaranties voor de VIDI-beurzen is ook de Nederlandse Wetenschapsagenda (NWA) niet meer haalbaar voor onderzoekers met een tijdelijke aanstelling.
De NWA is bedoeld om onderwerpen aan te pakken met hoge maatschappelijke relevantie en om samenwerking te promoten tussen vakgebieden. Dat is een prachtig initiatief en met name aantrekkelijk voor geëngageerde jonge onderzoekers die na een aantal jaar postdoc-ervaring graag hun vleugels spreiden en buiten de veilige lijntjes van hun vakgebied willen werken.
Wat verlangen ze nog meer? De mogelijkheid om de aanvraag in te kunnen dienen.
Sinds 2019 heeft NWO de call for proposals voor NWA-programma’s aangepast en een clausule toegevoegd: de penvoerder moet aangesteld zijn gedurende de looptijd van het aanvraagproces en het beoogde project. Dat overtreft de VIDI, want zelfs de belofte van inbedding voldoet hier niet. De looptijd van de projectaanvraag is ruim een jaar. Een gemiddeld project duurt vier jaar. Er is dus een aanstelling van ruim vijf jaar vereist om überhaupt een aanvraag in te kunnen dienen. Dat is, in andere woorden, een vaste aanstelling.
Om de NWA-beurs toch aan te vragen, is een jonge wetenschapper dus genoodzaakt er een senior met vaste aanstelling bij te betrekken. De onderbouwing van het consortium zal er een stuk interessanter op worden: ‘Prof. Brievenbus is onderdeel van het project, omdat iemand het geld aan moet nemen.’
De subsidie stroomt vervolgens via de penvoerder binnen, niet het voetvolk. Daarmee verliezen jonge talenten wéér een stok achter de deur om een vaste positie af te dwingen. Er is weinig reden voor de universiteit om de medeaanvragers – die van het NWO geen medeaanvragers mogen heten omdat het ‘team science’ is – een vaste baan te geven. De kans is groot dat zij slechts aangesteld worden voor de duur van het project.
En zelfs dat gaat moeizaam. Faculteiten vrezen aanstellingen met een open einde, omdat zij verantwoordelijk zijn gemaakt voor het wachtgeld bij afloop. Het college van bestuur van de Universiteit Leiden heeft dit risico gedecentraliseerd en bij de faculteiten gelegd. Met als gevolg risicomijdende bedrijfsvoering die vooral jonge onderzoekers raakt.
Is de NWO-ideeëngenerator dan een optie? Dat is een kleine aanvraag met een snelle procedure. Er is 1,2 miljoen voor opzij gezet en onderzoekers krijgen 50.000 voor één jaar. De hoofdaanvragers hoeven geen vaste aanstelling te hebben.
Hiermee wordt de onzekere positie van jonge wetenschappers slechts wat langer gerekt. Om vervolgens voor het exact hetzelfde probleem te staan met een beter uitgewerkt plan dat niet ingediend kan worden.
NWO en universiteiten houden elkaar in een wurggreep. Slechts met een vast contract is er kans op onderzoeksgeld, slechts met onderzoeksgeld is er kans op een vast contract. NWO wijst met de vinger naar universiteiten, contracten zijn immers universitair beleid. Universiteiten wijzen naar NWO en naar de regering. Te weinig structureel geld, te veel afhankelijk van tweede en derde geldstromen. In die spagaat zit de Nederlandse wetenschap en het is vooral jong talent dat daar de dupe van is.
Bij gebrek aan opties rest slechts een volgende kortdurende aanstelling om wat les te geven, nóg een tijdelijke postdoc-positie, of mikken jonge academici op uitstel van executie via de ideeëngenerator: werk dat nauwelijks nog substantieel bijdraagt aan hun carrière, laat staan aan de ontwikkeling van de wetenschap. Minstens de helft van de tijd gaat op aan het zoeken naar de volgende werkplek, het schrijven van de volgende brief, of de volgende aanvraag voor wat kruimels die gereserveerd zijn voor hen zonder vaste positie.
Totdat we eieren voor ons geld kiezen. En dat is precies waar NWO en de universiteiten met hun huidige beleid op lijken aan te sturen. Vermindering van de aanvraagdruk gaat boven kansen voor jonge onderzoekers. De leus “Nederland kennisland” wordt daarmee een aanfluiting.
Universiteiten moeten dringend betere loopbaanbegeleiding op poten zetten voor jong talent. NWO moet zichzelf achter de oren krabben en bedenken hoe ze voorstellen op hun wetenschappelijke merites kunnen beoordelen in plaats van op de positie van de indiener. Vernieuwende ideeën en uitdagende onderzoeksvoorstellen zullen anders alleen vanwege de zwakke rechtspositie nooit het daglicht zien.
Maikel Kuijpers is universitair docent bij de faculteit Archeologie