Toen mijn afstuderen naderde kon ik eindelijk beginnen met iets waar ik al tijden naar uitkeek: solliciteren voor een grotemensenbaan. Ik kan een aardige brief schrijven en mijn cv ziet er leuk uit, dus ik kon niet wachten om eindelijk op vacatures te reageren.
Wist ik veel dat solliciteren allang niet meer uit het opsturen van een cv en een motivatiebrief bestaat.
Een van de eerste dingen waarmee ik kennismaakte was de psychologische test, breed ingezet bij zowel de overheid als het bedrijfsleven. De eerste keer dat ik er een maakte geloofde ik, naïef als ik was, de uitleg voor aanvang van de test: dat er geen goede of foute antwoorden waren en dat mijn resultaten later in het traject gebruikt zouden worden om me met de meest passende functie te matchen.
Dat bleek onzin.
Vijf minuten later had ik de test ingevuld en kreeg ik er een score voor, die te laag bleek om door te mogen naar de volgende ronde. Toen ik dit aan vrienden vertelde werd ik hard uitgelachen. ‘Je hebt hem toch niet naar waarheid ingevuld?!’
Dat was les één: altijd liegen op psychologische tests en netjes de gewenste antwoorden aanklikken. Doen alsof je extravert bent, geen al te sterke mening hebt en zeer flexibel bent.
De psychologische test gaat bij veel sollicitaties samen met de cognitieve test: een reeks opdrachten met figuurtjes, cijfers, analogieën en andere verzinsels van psychologen met teveel tijd. Ook daar word je voorgelogen. Er staat altijd bij dat veel oefenen geen zin heeft. Je resultaten zouden er niet beter van worden.
Quatsch, natuurlijk.
In mijn geval gingen mijn scores met wat oefenen van ‘u behoort tot de beste 50 procent’ naar ‘u behoort tot de beste 3 procent’. Het goed afsluiten van deze test is bij veel organisaties een harde voorwaarde om door te mogen naar de volgende ronde, wat maar weer toont hoe weinig waarde een universitair diploma nog heeft: al ben je summa cum laude geslaagd voor een studie econometrie, als je een testje van een halfuur niet goed maakt kun je fluiten naar een baan – terwijl iemand die na acht jaar met de hakken over de sloot een studie communicatie afsluit met een paar weken oefenen een prima resultaat neer kan zetten.
Nog gekker werd het toen ik voor een bedrijf pymetrics games moest doen: door psychologen bedachte spelletjes op je computer waarbij je bijvoorbeeld met je spatiebalk ballonnen moet opblazen of zo snel mogelijk op je linker- en rechterpijltje moet drukken. Na afloop krijg je een uitgebreid rapport over je persoonlijkheid. In mijn geval kwam er bijvoorbeeld uit dat ik beslissingen neem op basis van emoties en een sterke concentratie heb. Allebei onwaar.
Later kwamen ook de recruiters om de hoek kijken. Zo had ik een intakegesprek met een recruiter die een uur lang de meest persoonlijke vragen op me afvuurde. Hoe was de relatie met mijn zusje? Wat voor kritiek hebben mijn vrienden op me? En wat zijn de dingen waarover mijn vriend en ik ruzie maken? Op een bepaald moment vroeg ze me wat punten te noemen waarin ik nog wel wat beter zou willen worden. Braaf somde ik een paar dingen op.
Ze zuchtte diep.
‘Je blijft maar praten over professionele competenties, terwijl ik het over de innerlijke Marit wil hebben. Wij willen onze werknemers op persoonlijk vlak coachen en helpen zich te verbeteren…. Wat is jouw gedachte als je dat hoort?’
‘Dan denk ik: waar bemoei je je mee?’
Er viel een stilte.
‘Dan denk ik niet dat dit iets gaat worden.’
Dat dacht ik ook niet.
Ik heb nog geluk gehad dat vanwege het coronavirus de rollenspellen die normaal gesproken ook bij sollicitatieprocedures horen vervielen – een gruwel voor introverten. Een vriend kwam vorig jaar terecht in een rollenspel waarin hij een vrouw moest kalmeren die aangerand was (wat overigens niets met de functie te maken had) en huilend vertelde hoe afschuwelijk dat was.
‘Dat kan ik me voorstellen’, was een van zijn reacties. De actrice schreeuwde buiten zinnen van woede: ‘Dat kun jij je helemaal niet voorstellen! Je bent een man!’ Het goede antwoord was geweest ‘ik kan me er geen voorstelling van maken wat je doormaakt, maar ik vind het vreselijk voor je.’ Hij kreeg de baan niet.
Met mij is het gelukkig helemaal goed gekomen, maar ik hoop dat ik andere starters hiermee kan behoeden voor de fouten die ik zelf in het proces heb gemaakt: je diploma en cv doen er niet toe, besteed je tijd aan het doorgronden van de testjes die je moet maken. En boven alles: kap recruiters op tijd af.