
Het is uitermate zorgwekkend dat iemand die medeverantwoordelijk is geweest voor de bescherming van onze academische vrijheid, als Sense Jan van der Molen, zo onverantwoord omgaat met bronnen en collega’s als hij doet in zijn opiniestuk over pro-Palestijnse protesten .
Het beschuldigen van collega’s op basis van één anonieme bron is al op veel verschillende manieren onverantwoord. Elke wetenschapper zou moeten weten dat het woord van één student niet iets tot waarheid maakt (ik neem aan dat ook Van der Molen weleens iets onwelgevalligs en ongefundeerds heeft gelezen in een studentevaluatie).
In verschillende faculteiten zijn er naar aanleiding van pro-Palestijnse protesten gesprekken geweest met stafleden en met hun studenten waarbij geen enkel geval van indoctrinatie en totalitair denken naar boven is gekomen waar Van der Molen meent weet van te hebben. Onze collega’s zijn professionals die persoonlijke opvattingen en academische onderwijs uitstekend kunnen scheiden.
Niet voor niets heeft het college van bestuur excuses aangeboden voor zijn veroordelende reactie na de eerste pro-Palestijnse manifestatie in Wijnhaven in 2023 - waarbij je je nog wel zou moeten afvragen waarom een politieke uiting die pro-Palestijns is blijkbaar speciale attentie vereist en één die Israël steunt niet, laat staan één over elk ander conflict. Ook vervalt Van der Molen impliciet voor de dooddoener dat kritiek op Israël antisemitisch zou zijn, zich blijkbaar niet realiserend dat veel van de medewerkers waarvan hij claimt te weten wat ze in college doen zelf Joods zijn.
Ernstiger is het bewust verkeerd citeren en interpreteren van leuzen en de vergelijkingen die hij daarmee oproept met de Holocaust. Het zou Van der Molen hebben gesierd als hij zich een beetje verdiept had in de discussie rondom de betekenis van de gebruikte leuzen. Wat hij daarin denkt te horen zegt meer over zijn vooringenomen interpretatiekader dan over de feitelijke betekenis. Dat hij zich probeert te positioneren als een neutrale buitenstaander is slechts een manier om zijn eigen politieke opvattingen een status van autoriteit te geven.
Het gaat hier niet om wat een toehoorder ervan kan maken maar wat degene die leuzen gebruikt ermee uit. Wat demonstranten vragen is het verbreken van de banden van de universiteit met instituties in Israël die, zoals de Israëlische onderzoekster Maya Wind heeft aangetoond, intrinsiek verbonden zijn met het IDF. Dat ze niet protesteren tegen het onrecht in Soedan of Nigeria is omdat de universiteit daar geen banden mee heeft die verbroken kunnen worden.
In bredere zin wordt gevraagd om een fundamentele verandering (revolutie) omdat binnen het bestaande staatkundige bestel een rechtvaardige en gelijke behandeling van Palestijnen en Israëli niet mogelijk wordt geacht. Ik vermoed dat Van der Molen geen protest heeft bijgewoond noch lid was of is van de SfP-appgroep, maar bij elke pro-Palestijnse manifestatie wordt duidelijk gemaakt dat ze tegen antisemitisme en geweld zijn.
De vraag is waar de angstcultuur zit die Van der Molen beschrijft. Er is een klein aantal Joodse studenten en medewerkers dat zich sinds 7 oktober onveilig heeft gevoeld en zich heeft beklaagd, maar er zijn geen incidenten bekend waarbij zij daadwerkelijk slachtoffer van geweld zijn geweest.
In tegenstelling tot die subjectieve angstervaring, zijn meerdere pro-Palestijnse studenten daadwerkelijk belaagd door beveiligers, is het duidelijk dat er bij toegangscontrole etnisch en politiek (op pro-Palestijnse uitingen) wordt geprofileerd, dat hun bijeenkomsten werden geblokkeerd en er informatie over hen werd en mogelijk wordt gedeeld met pro-Israëlische buitenstaanders.
Medewerkers die zich kritisch betonen op het gedrag van Israël zijn onderzocht, op het matje geroepen door leidinggevenden en hun objectiviteit is in twijfel getrokken. De echte angst heerst dus in grotere mate en met meer legitimiteit bij pro-Palestijnse studenten en medewerkers dan bij pro-Israëlische studenten en medewerkers. Dat joodse studenten zich onveilig voelen is inderdaad ernstig, maar dat komt vooral doordat mensen zoals Van der Molen dit gevoel aanwakkeren met ongefundeerde beschuldigingen aan het adres van pro-Palestinijnse medewerkers en studenten.
Het bagatelliseren van de aard van het Israëlische geweld is ook opvallend. In tegenstelling tot wat Van der Molen beweert hadden Israëlische represailles in Gaza op 9 oktober al honderden slachtoffers gemaakt. Hoewel je ten aanzien van het plegen van oorlogsmisdaden en genocide je formeel kunt verbergen achter het feit dat Netanyahu niet bereid is om zich in de rechtszaal tegen die aanklachten te verdedigen, kan zelfs Van der Molen niet ontkennen dat meerdere landen en gerespecteerde internationale instanties hebben aangegeven dat de internationale rechtsregels en het oorlogsrecht overtreden worden en er in het laatste anderhalf jaar meer onschuldige burgers door Israël zijn gedood dan door de Russen in Oekraïne.
Het zou natuurlijk normaal moeten zijn dat een wetenschapper zich baseert op feiten, en zich de kritische geest toont waarvan Van der Molen claimt dat zijn collega’s die niet hebben. Het summum komt wel als Van der Molen waarschuwt dat het toelaten van pro-Palestijnse uitingen in de universiteit zou leiden tot bezuinigingen. Dat laat een collaboratiementaliteit zien die juist de door hem aan het einde aangeroepen Cleveringa zou verafschuwen.
Joost Augusteijn is universitair hoofddocent aan het Instituut voor Geschiedenis en lid van de universiteitsraad
Lees ook het stuk waar Joost Augusteijn op reageert: Angstcultuur aan de academie is onacceptabel
Ook docent International Studies Arnout van Ree schreef een reactie: Protest hoort juist bij praesidium libertatis