Columns & opinie
Amerika's onbekende concentratiekampen
Op de dag dat de Japanse aanval op Pearl Harbor wordt herdacht, staat Cees Bronsveld stil bij Peter Suzuki (1928 - 2016), die in Leiden studeerde en promoveerde. De antropoloog werd expert op het gebied van de Amerikaanse concentratiekampen waarin hij zelf zat opgesloten.
donderdag 7 december 2017

Pearl Harbor, Hawaï, 7 december 1941. Op die gedenkwaardige dag, vandaag 76 jaar geleden, vonden vanaf even voor één uur ‘s middags, in twee golven, aanvallen plaats van Japanse vliegtuigen op de daar gelegen Amerikaanse vloot. Twee uur later waren er van de 96 Amerikaanse schepen in de haven 18 gezonken dan wel zwaar beschadigd. Van de 394 vliegtuigen werd ongeveer de helft vernietigd en 159 raakten zwaar beschadigd. Er vielen 2400 doden en 1200 gewonden. De helft van de doden bevonden zich op het gezonken slagschip USS Arizona.

De impact van de aanval was enorm. Vrijwel onmiddellijk verklaarde president Roosevelt de oorlog aan het Japanse keizerrijk. De Verenigde Staten waren vanaf dat moment betrokken in de Tweede Wereldoorlog. Op 19 februari 1942 tekende de president een decreet: Executive Order 9066: dat maakte het mogelijk om Japanners én Amerikaanse staatsburgers met een Japanse achtergrond zonder vorm van proces op te sluiten - louter omdat ze als “Japanner” aan de Amerikaanse westkust, een potentiële oorlogszone, woonden.

Zo werden zo’n honderdduizend mensen aan de Amerikaanse westkust in kampen opgesloten, omringd door prikkeldraad en wachttorens met gewapende bewakers. Een van de locaties was een paardenrenbaan, waar gevangen in de stallen werden ondergebracht. Bij stakingen en opstanden in een aantal kampen waren doden en gewonden te betreuren. Menig historicus vermijdt dan ook de eufemistische term interneringskamp en spreekt liever over concentratiekamp.

Exclusion act

Japanners werden per definitie gewantrouwd, vooral door de overheid. De Exclusion Act uit 1924 had het mensen van het “Oriental Race” al zo goed als onmogelijk gemaakt om het Amerikaanse staatsburgerschap te verwerven. Hun in de VS geboren kinderen kregen dat staatsburgerschap overigens wel, automatisch zelfs. Nog altijd discussiëren historici over het hoe en waarom van deze grove schending van de burgerrechten van Amerikaanse staatsburgers. In Europa zijn de kampen nagenoeg onbekend.

Aan Peter Suzuki (1928 – 2016) heeft dat niet gelegen. Als jonge tiener woonde hij bij zijn ouders in Seattle. Op zijn dertiende werd hij opgesloten in Minidoka Relocation Camp, in Idaho. Dat twee oudere broers intussen aan de geallieerde kant meevochten telde niet mee. Tweeënhalf jaar later mocht hij het kamp verlaten. Na de highschool besloot hij culturele antropologie te gaan studeren aan Columbia, New York City, bij Margaret Mead en Alfred L. Kroeber, de groten uit het vak. Later ook nog aan Yale, New Haven bij onder meer George Murdock.

In 1953 kon hij, dankzij een beurs, in Leiden antropologie studeren. Dankzij weer een andere beurs kon hij in 1959 promoveren bij prof.dr. P.E. de Josselin de Jong, op een proefschrift over het religieuze systeem en de cultuur van het Indonesische eiland Nias.

Professor

Suzuki werkte vervolgens als docent en onderzoeker in onder meer Turkije, Californië en München. In 1977 ging hij werken aan de Universiteit van Nebraska in Omaha. Daar zou hij een mooie academische carrière maken, bekroond door zijn benoeming in 1977 tot Foundation Professor of Public Administration, later met de eretitel William Kayser professor.

Zelf ontmoette ik Peter Suzuki via internet. Ik werk al geruime tijd aan een historisch-sociologische studie waarin ik onder meer aandacht besteed aan de Berkeley-sociologe Dorothy Swaine Thomas (1899 - 1977). Zij zou, gesponsord door de Universiteit van Californië en een aantal particuliere fondsen, “geheim” onderzoek gaan doen onder de geïnterneerde Japanners. Doel van haar onderzoek was om de effecten van gedwongen migratie in kaart te brengen. Peter Suzuki publiceerde over dit onderzoek. Ik had er vele vragen over die ik per e-mail aan hem voorlegde. Tot mijn verbazing antwoordde hij in het Nederlands! Die verbazing werd nog groter toen ik hoorde dat Peter ook nog eens aan hetzelfde Leidse instituut gestudeerd had als ikzelf.

Incompetent

Vanaf de jaren ’70 kwam er in de VS meer en meer kritiek los op de kampen van Roosevelt. In 1980 startte federale overheid op initiatief van president Carter een onderzoek naar het lot van de Japanners tijdens de Tweede Wereldoorlog. In 1988 tekende president Reagan de Civil Liberties Act. Er kwamen excuses en een schaderegeling. Peter Suzuki hekelde vooral de rol van zijn antropologische vakgenoten. In 1986 stelde hij in het vakblad Dialectical Anthopology vast dat het team van Thomas niet alleen technisch slecht onderzoek deed maar vooral ook dat het om moreel verwerpelijk onderzoek ging. Suzuki toonde overtuigend aan dat het ging om een “pretentious and arrogant research project incompetently administered by Dorothy S. Thomas.

Een paar jaar eerder, in 1981, had hij in hetzelfde tijdschrift, de War Relocation Authority (WRA) onder vuur genomen, in het bijzonder de antropologen die voor de WRA in de kampen waren gaan werken. Hij vond dat de beroepsvereniging American Anthropological Association (AAA) excuses moest aanbieden. Tevergeefs. De AAA gaf, tot op de dag van vandaag, geen krimp. Peter Suzuki overleed op 22 augustus 2016. Leerlingen en collega’s verspreid over de wereld prezen zowel zijn eruditie als zijn betrokkenheid.

Cees Bronsveld (1954) studeerde in de jaren zeventig niet-westerse sociologie in Leiden en werkt als onderzoeker bij de gemeente Rotterdam